Talent vinden voor de vele vacatures blijft moeilijk. Meer dan ooit worden sollicitanten geselecteerd op werkattitude en leervermogen en leiden werkgevers kandidaten eerst zelf op. De Individuele Beroepsopleiding (IBO) vormt daarvoor het instrument bij uitstek, maar wordt te weinig in de markt gezet. Tijd voor een boost dus. Voka pleit voor een hervorming waarbij de IBO opnieuw aantrekkelijker wordt voor cursist en werkgever én gepromoot wordt door VDAB.
De krapte op de arbeidsmarkt blijft hardnekkig en zal naar verwachting ook de komende jaren aanhouden. Niet alleen stromen weinig nieuwe mensen in, ook de kloof tussen beschikbare en gevraagde vaardigheden blijft groot. Voor werkgevers zit er vaak niets anders op dan de competentie- en productiviteitskloof bij potentiële nieuwe werknemers zelf te dichten via vorming en training op de werkvloer of in samenwerking met opleidingspartners.
De Individuele Beroepsopleiding (IBO) is jaren de sterkhouder geweest van het VDAB-instrumentarium om werkgevers hierin dienstverlening aan te bieden en werkzoekenden duurzaam naar werk te begeleiden. Met een IBO wordt een werkzoekende 1 tot 6 maanden lang opgeleid in de onderneming. Gedurende die tijd betaalt de werkgever een IBO-premie, maar geen loon of RSZ. Op het hoogtepunt van het succes waren er meer dan 15.000 IBO’s per jaar. Ondanks de stijgende vraag naar opleiding, is IBO vandaag teruggezakt tot minder dan 9.000.
Wat is er aan de hand?
- IBO wordt te weinig ‘verkocht’ door VDAB. 90% van de IBO’s worden afgesloten op vraag van de werkgever. Het potentiële bereik is vele malen groter. Onze boodschap voor VDAB: bouw expertise bij VDAB-bemiddelaars op en laat hen IBO actief promoten. Mandateer ook VDAB-instructeurs en opleidingspartners om IBO’s in te zetten en werk samen met de sectoren.
- De IBO is financieel niet aantrekkelijk genoeg voor de cursist. Sinds de hervorming in 2018 wordt de IBO gefinancierd met forfaitaire werkgeversbijdragen die gecollectiviseerd worden. Via een solidariteitsmechanisme krijgt elke cursist dezelfde opleidingspremie, al dan niet deels gedekt door een vervangingsinkomen. Bijgevolg is de vergoeding losgekoppeld van het loon bij aanwerving en kan het daar sterk van verschillen (het gaat om 80% van het GGMMI). In de huidige conjunctuur zet dat de werkgever onder druk om onmiddellijk tot aanwerving over te gaan en tijdens de opleidingsperiode het volledige loon te betalen. Voka pleit voor een hervorming die de IBO-premie een transparante link laat maken met het loon na aanwerving. De IBO-premie kan bestaan uit een percentage van het loon na aanwerving, opgebouwd uit een cumul tussen de werkloosheidsuitkering (RVA, RIZIV, OCMW, ...) en een opleidingspremie rechtstreeks betaald door de werkgever, vrijgesteld van RSZ.
- Het budget voor de maatregel ontspoort. Ondanks de daling van het aantal IBO’s, kost de maatregel de overheid steeds meer. Elke IBO-cursist krijgt vandaag immers dezelfde premie, ook wanneer die geen vervangingsinkomen heeft. De volledige IBO-premie moet dan betaald worden vanuit de gecollectiviseerde werkgeversbijdragen. Door een verschuiving in het VDAB-cliënteel waarbij intussen meer dan de helft van de cursisten niet-uitkeringsgerechtigd is, is het systeem niet langer kostendekkend. In de context van besparingen, zeker op het beleidsdomein Werk en VDAB, moet deze beleidskeuze ofwel heroverwogen worden, ofwel terdege gefinancierd worden, maar kan de factuur niet worden doorgeschoven naar de werkgever.
De uitdagingen op de arbeidsmarkt zijn groot, de middelen beperkt. Door de IBO slim te hervormen én te promoten, kunnen werkgevers en werkzoekenden via een beproefd recept succesvol geholpen worden.