"Ben jij al voorbereid op de CSRD?”. Het is een vraag die de voorbije maanden bij bedrijven over menige tongen rolde. Het acroniem staat voor de Corporate Sustainability Reporting Directive en spoort bedrijven direct en indirect aan om te rapporteren over hoe zij bijdragen aan een duurzame economie en wat hun impact is op mens en milieu. De richtlijn is een paradepaardje van de befaamde Green Deal, die als doel heeft om Europa koploper te maken in de duurzame transitie. Maar veel bedrijven zien het als een hoop werk en administratie die erbij komt en stippen een ongelijk speelveld als potentieel gevolg aan.

Tekst Laurens Fagard en Sam De Kegel
Vijf jaar geleden werd de Europese Green Deal met grote trom voorgesteld. De Deal bevat een resem beleidsinitiatieven om Europa tegen 2050 als eerste continent klimaatneutraal te maken, van broeikasgassen verminderen tot biodiversiteitsverlies beperken en circulaire economie bevorderen. Wat later kwam daar nog ‘Fit for 55’ bij, een programma met als doelstelling om de EU al tegen 2030 met 55% minder broeikasgassen af te slanken. Na de ambitieuze start kwamen de coronapandemie en de oorlog in Oekraïne als spelbrekers. Veel lidstaten stelden hun prioriteiten bij en de hoge energieprijzen zorgen ervoor dat duurzaamheidsinitiatieven op slot gingen of ter discussie staan.
Het ongebreideld enthousiasme van de EU-instellingen maakte de voorbije jaren plaats voor een harde realiteit bij grote industriële spelers. Een duurzame transitie gaat immers gepaard met heel wat uitdagingen, en de nodige investeringen om ze aan te pakken. Het zijn trajecten die soms jaren duren. Om bedrijven ertoe te bewegen om stappen te zetten in de duurzame transitie, riep Europa de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) in het leven. Deze richtlijn die in nationale wetgeving wordt omgezet, moet erop toezien dat bedrijven jaarlijks rapporteren over duurzaamheid volgens de ESG-pijlers, hetgeen slaat op Environment (milieu), Social (sociaal) en Governance (bestuur). Die rapportering gebeurt via een gefaseerde aanpak volgens afgelijnde criteria. De CSRD heeft als doel om bedrijven verantwoording te laten afleggen tegenover stakeholders over hun impact op mens en milieu. Daardoor kunnen kapitaalstromen van koers veranderen en in het voordeel uitdraaien van duurzame activiteiten.
Vanaf 2025 zijn de beursgenoteerde bedrijven als eerste aan de beurt. Concreet moeten zij hun bestuursverslag uitbreiden met een duurzaamheidsverslag, en zal het jaarverslag bij de jaarrekening naast financiële informatie ook niet-financiële duurzaamheidsinformatie moeten bevatten. Het verslag moet bovendien opgesteld zijn volgens de Europese standaarden (ESRS) binnen het ESG-kader. Fundamenteel is het concept van de dubbele materialiteit. Het betekent dat rapporterende bedrijven de relevantie van een duurzaamheidsthema vanuit twee perspectieven bekijken: de invloed op mens en milieu en de risico’s of opportuniteiten van buitenaf die dat duurzaamheidsthema met zich meebrengt. De gewonnen grondstoffen van een voedingsbedrijf hebben bijvoorbeeld impact op de biodiversiteit, maar omgekeerd ziet datzelfde bedrijf de recente overstromingen met lede ogen aan omdat de beschikbaarheid van grondstoffen daardoor onder druk komt te staan. In die analyse zijn stakeholders altijd nauw betrokken.
Doorheen de hele waardeketen van het bedrijf zijn er bepaalde duurzaamheidsindicatoren die ook in de rapportering een plaats moeten krijgen, bijvoorbeeld van leveranciers (upstream) of afnemers (downstream). Een onafhankelijke externe partij beoordeelt het verslag dat nadien voor alle belanghebbenden openbaar gemaakt wordt in het European Single Access Point (ESAP), een centrale database. De gegevens zijn digitaal getagd zodat er later nog analyses mogelijk zijn voor alle bedrijven.
België talmt
Naar schatting zullen zo’n 50.000 bedrijven in de EU gefaseerd onder de CSRD vallen. Na de beursgenoteerde bedrijven en organisaties van openbaar belang zoals banken of verzekeraars met meer dan 500 werknemers in 2025, is het in 2026 de beurt aan grote ondernemingen met een balanstotaal van meer dan 25 miljoen euro, een netto-omzet van meer dan 50 miljoen euro en/of een gemiddeld aantal werknemers van minimaal 250. Zij zullen rapporteren over het jaar 2025. In 2026 volgen kleine en middelgrote beursgenoteerde kmo’s met een ‘opt-out’-mogelijkheid tot 2028. Vanaf 2028 zijn ondernemingen buiten de EU onderhevig aan de CSRD als ze voldoen aan een netto-omzet binnen de EU die de laatste opeenvolgende jaren meer dan 150 miljoen euro bedraagt en ze minstens één groot of beursgenoteerd dochterbedrijf hebben of een Europees bijkantoor met een omzet van minstens 40 miljoen euro in het vorige boekjaar.
Voor beursgenoteerde kmo’s is er wel meer flexibiliteit ingebouwd en zijn er evenredige standaarden die minder veeleisend zijn dan de ESRS. Niet-beursgenoteerde kmo’s die niet onder de CSRD vallen en toch in lijn willen zijn, kunnen opteren voor VSME, vrijwillige duurzaamheidsstandaarden voor kmo’s. Dit stelt hen in staat om eenvoudiger te kunnen antwoorden op verzoeken van klanten, banken, investeerders of andere belanghebbenden. Kmo’s die vallen binnen de waardeketen van grote bedrijven krijgen vandaag al meermaals vragen rond duurzaamheidsthema’s (de zogenaamde trickle down). Sommige informatie is nog niet, of slechts gedeeltelijk, beschikbaar of gecontroleerd. Binnen de milieustandaarden van de ESRS wordt dan vooral ook gekeken naar de emissies binnen scope 1 (eigen activiteiten), 2 (afname van derden) en 3 (activiteiten van andere partijen in de waardeketen).
Het stelt heel wat bedrijven die zowel direct als indirect onder de richtlijn vallen voor heel wat uitdagingen. De impact van niet-financiële informatie wordt zowaar even belangrijk als financiële gegevens. Tot op vandaag is de invulling van de CSRD op Europees niveau nog niet volledig geformaliseerd voor kmo’s en sectoren, en ook federaal is er nog geen doorvertaling naar een wetgevend kader. Alle EU-lidstaten hadden tot 6 juli dit jaar de tijd om de CSRD-richtlijn om te zetten, maar die deadline werd niet gehaald door België en 16 andere landen. Daarop lanceerde Europa begin oktober een inbreukprocedure om de slechte leerlingen op de vingers te tikken. Uiteindelijk werd het wetsontwerp op 28 november gestemd in de Kamer en treedt de omzetting van de CSRD naar Belgische wetgeving alsnog voor het einde van dit jaar in voege. Op Vlaams niveau bereidt de SERV (Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen) samen met de Stichting Innovatie & Arbeid een informatierapport en advies voor over de impact en drempels van de CSRD voor de Vlaamse ondernemingen.
Van tick the box naar strategisch middel
De eerste golf van bedrijven die vanaf 2025 moeten rapporteren, heeft zijn huiswerk grotendeels wel gemaakt (zoals Van de Velde, te lezen in het stuk hierna). De tweede golf is er volop aan bezig, maar een deel kijkt nog de kat uit de boom. Het kost immers veel tijd en geld om zich voor te bereiden op de CSRD-rapportering. De langzame en complexe stroom waarin de regelgeving tot stand komt, zorgt ervoor dat bedrijven eerder afwachtend zijn dan proactief. Hoe dan ook is er al een onmiskenbaar draagvlak voor duurzaam ondernemerschap en niet alle bedrijven starten van nul. Maar niet alle duurzaamheidsinitiatieven die lopende zijn, passen zomaar binnen het plaatje van de specifieke rapportagevereisten. Dat schept een mistig landschap voor zowel ondernemers als stakeholders.
Een grote focus binnen de CSRD gaat ook naar meetbare indicatoren om vooruitgang op te volgen. Daardoor moeten bedrijven zich reorganiseren omdat ze ineens gegevens van alle afdelingen moeten verzamelen en niet alle digitale systemen zijn daarop voorzien om dit op een efficiënte manier te doen verlopen. Externe consultants springen op de kar en maken gretig gebruik om bedrijven daarbij te helpen. Het gevaar bestaat dat het kostenplaatje begint te wegen en bedrijven het eerder zien als een administratieve rompslomp die drukt op het concurrentievermogen.
De impact van de CSRD op het economisch weefsel is dus groot, maar evengoed brengt de richtlijn heel wat opportuniteiten met zich mee. De rapportering louter zien als ticking the boxes, zou niet stroken met de vooropgestelde doelstelling om bedrijven in de kern te verduurzamen. Naast de wettelijke verplichting biedt het de mogelijkheid om een evenwichtig en consequent duurzaamheidsverhaal te brengen als bedrijf en kan het dienen als een strategische hefboom naar duurzame groei. Het draagt ook bij tot een positief werkgeversimago waar potentiële sollicitanten naar op zoek zijn en tot een hogere tevredenheid en retentie van de huidige equipe.
Daarnaast biedt het kader ook voor banken en investeerders duidelijke inzichten om gerichter kapitaal te verlenen. Bedrijven zijn zich bewuster van hun marktpositie en waar hun risico’s en opportuniteiten liggen. Op die manier is het duurzame verhaal makkelijker te koppelen aan beslissingen die kostenbesparingen of efficiëntie met zich meebrengen. En vooraleer je beslissingen neemt, moet je alle factoren goed afwegen en meten. Dat laatste is één van de basisinsteken van de CSRD.
Dat de CSRD ook wel degelijk leidt tot duurzame verandering, vormt het onderwerp van een toegenomen stroom aan wetenschappelijk onderzoek. Tot op heden is er nog geen robuust causaal verband gelegd, maar dat is vandaag nog te vroeg om te besluiten.
Time will tell.
Wil je je als kmo voorbereiden op de CSRD-wetgeving en de rapportage?
Bereid je in vier pragmatische en interactieve sessies als kmo voor op de verplichte duurzaamheidsrapportage die voortvloeit vanuit de CSRD-wetgeving en gebruik het als strategisch instrument.
Meer info: griet.santy@voka.be of via de website