Recent is er door een onderzoek van De Tijd commotie ontstaan over de werking en het gebruik van een private stichting. In die context is het aangewezen de puntjes op de i te zetten daarover.
Een private stichting is een rechtspersoon (vergelijkbaar met een VZW) die wordt opgericht om een belangeloos doel te verwezenlijken. De stichting mag winst maken, maar moet die voor dat belangeloos doel gebruiken. Belangrijk is dat de private stichting geen stoffelijk voordeel mag verschaffen aan de bestuurders of de stichters.
Private stichtingen worden in het kader van estate planning hoofdzakelijk voor 3 zaken gebruikt.
Het eerste gebruik is dat van een private stichting administratiekantoor. Daarbij wordt een private stichting opgericht met een uitgewerkte bestuurdersregeling en wordt vervolgens vermogen (meestal aandelen) ter administratie aan die stichting overgedragen in ruil voor certificaten van dat vermogen. De juridische eigendom van het overgedragen vermogen zit dan in de stichting en zal overeenkomstig de bestuursregeling in de stichting bestuurd worden. De vermogenswaarde van het overgedragen vermogen zit in de certificaten en die komen toe aan degene die het vermogen aan de stichting heeft overgedragen. Zo wordt dus een splitsing gemaakt tussen de macht over het overgedragen vermogen (bestuur van de stichting) en de waarde ervan, toekomende aan de certificaathouders. Dit gebruik staat niet ter discussie.
Het tweede gebruik van een stichting is dat waarbij een vermogen aan de private stichting wordt overgedragen zonder uitgifte van certificaten. De bedoeling is dan bijvoorbeeld een kunstcollectie in stand te houden en die bijvoorbeeld ter beschikking te stellen van musea. Zo creëert men een zwevend vermogen (in de stichting) waarvan dus enkel de stichting eigenaar is en niemand anders. Je kan ervoor kiezen je vermogen tijdens je leven al over te dragen aan de stichting of pas bij overlijden. Op die overdracht tijdens het leven is 5,5% schenkbelasting verschuldigd of bij overlijden van de overdrager 8,5% erfbelasting. Op het vermogen van de stichting is er ook patrimoniumtaks van maximaal 0,45% per jaar verschuldigd. Ook dit gebruik van de private stichting staat niet ter discussie.
Het derde gebruik is dat waarbij een private stichting wordt gebruikt om vermogen dat in de stichting zit te gebruiken om personen die geen oprichter of bestuurder van de stichting zijn te helpen. In de parlementaire voorbereidingen van de wet op de private stichting wordt daarbij het voorbeeld gegeven van ouders die specifiek voor een kind met beperkingen een private stichting oprichten en bepalen dat het bestuur van de stichting (eerst zij en later degenen die zij aangeduid hebben) dit vermogen mogen gebruiken om het kind met beperkingen levenslang te verzorgen en te helpen naar inzicht van de raad van bestuur. De Vlaamse belastingadministratie aanvaardt dat op die uitkeringen geen erfbelasting verschuldigd is voor zover de uitkering vrijwillig werd beslist door het bestuur en niet voortvloeit uit een dwingende bepaling (bijv. dat aan het kind elke maand 2.500 euro moet worden uitgekeerd). Het is in deze constellatie dat sommigen verder en veel verder gaan. Wat kan nog bekostigd worden door een private stichting? Bijvoorbeeld kosten van ziekenhuis, ouderzorg of studies, eventueel ook culturele activiteiten, premies voor geboortes of huwelijken… voor zover die uitkeringen vrijwillig door het bestuur van de stichting worden beslist en voor zover de private stichting niet wordt misbruikt als doorgeefluik in een familiale planning (bijvoorbeeld tussen tante/nonkel en neven en nichten). In het voorbeeld van De Tijd had blijkbaar elk familielid jaarlijks recht op 600.000 euro. Dat is uiteraard een brug of zelfs een Golden Gate Bridge te ver. Voor zover je binnen het doel van een private stichting blijft, de verzorgingsgedachte respecteert bij de uitkeringen en de discretionaire macht van het bestuur respecteert, is dit nog steeds een valabele piste.
Mark Delboo