Het slechte nieuws over busbouwer Van Hool komt hard aan, en werd al onmiddellijk op een simplistische manier gerecupereerd in de verkiezingscampagne. Eerder dan bedrijf per bedrijf bij te springen, moeten onze overheden (op verschillende niveaus) dringend werk maken van een brede strategie om de toekomst van onze industrie te verzekeren. Dat schrijft onze campagnewatcher Bart Van Craeynest, hoofdeconoom van Voka.
Deze week kondigde busbouwer Van Hool een herstructureringsplan aan waarbij meer dan 1.000 jobs verloren gaan. En als er niet snel een oplossing (en veel kapitaal) gevonden wordt, dreigt zelfs het faillissement. Daarbij zouden meer dan 3.000 jobs verloren gaan bij Van Hool zelf en toeleveranciers. Dat slechte nieuws werd onmiddellijk gerecupereerd in de verkiezingscampagne. Oppositiepartijen wezen meteen naar de Vlaamse regering die dit ‘eenvoudig’ had kunnen voorkomen door De Lijn bussen te laten bestellen bij Van Hool, en die het nu maar moest oplossen door er veel geld tegen aan te gooien. De economische realiteit en het bredere plaatje werden daarbij volledig uit het oog verloren, helaas niet ongebruikelijk in een verkiezingscampagne.
Onze industrie staat onder toenemende druk
Door de omvang springt Van Hool er uiteraard bovenuit, maar de busbouwer is niet het eerste industriële bedrijf dat een herstructurering (of faillissement) aankondigt. De voorbije maanden waren er ook al moeilijke aankondigingen bij Barry Callebaut, Celanese, Arcelor, Sappi, Audi, … Grote delen van onze industrie staan vandaag onder zware druk. Dat komt door een combinatie van factoren die voor moeilijkheden zorgen: de stop-start schok van de coronacrisis, de loonkostenstijging met 20% over de voorbije paar jaar, het feit dat de energiekosten bij ons fors hoger liggen dan in de VS en Azië (en zelfs dan in de buurlanden), de moeilijkheden in de Duitse (auto-)industrie (een belangrijke afzetmarkt voor onze industrie), de onzekerheid over vergunningen, de noodzakelijke aanpassingen voor de duurzame transitie, …
Tegen die achtergrond ligt de capaciteitsbezetting in onze industrie vandaag duidelijk onder het langetermijngemiddelde, wat aangeeft dat de sector onder haar normale toerental draait. In de chemie, de metaal, het papier en de textiel ligt die capaciteitsbezetting zelfs op het laagste niveau ooit (statistieken bestaan sinds 1980). En het ziet er niet naar uit dat de meeste van de problemen die onze industrie op dit moment parten spelen heel snel opgelost zullen raken. In die zin valt er de komende maanden allicht nog meer slecht nieuws te verwachten uit de sector.
Foute recepten
Dat zo’n gebeurtenis als bij Van Hool in de verkiezingscampagne meteen gerecupereerd wordt, kan uiteraard niet verbazen. Maar de simplistische antwoorden waarmee de voorbije tijd gezwaaid wordt, gaan er deze keer toch wel los over. ‘Eigen bussen eerst’, het idee dat de Vlaamse overheid dit had kunnen voorkomen door meer lokaal te bestellen, is misleidend. Die bestellingen worden uiteraard betaald met belastinggeld, en moeten dus zo efficiënt mogelijk gebeuren (zeker binnen een overheid die op z’n zachtst gezegd niet meteen uitblinkt in efficiëntie). Dat daarbij niet enkel gekeken mag worden naar de prijs, maar ook rekening gehouden moet worden met andere overwegingen zoals kwaliteit, dienstverlening, duurzame overwegingen, … is evident. Evengoed kan de factor ‘lokaal geproduceerd’ niet doorslaggevend zijn. Als kleine, zeer open economie zou België trouwens een van de grote verliezers zijn, mocht elk Europees land voor die strategie kiezen. En derde van onze economische activiteit en jobs is immers direct of indirect gelinkt aan internationale handel.
Het andere antwoord, dat de Vlaamse regering Van Hool koste wat het kost moet redden, is ook niet meteen economisch onderbouwd. Vlaanderen moet uiteraard meewerken aan een oplossing. Hoever ze daarin kan gaan, hangt af van het concrete herstructureringsplan. Is er een realistisch perspectief om het bedrijf (of een deel daarvan) op een redelijke termijn terug winstgevend te maken, dan kan de overheid zeker een partner zijn om de moeilijke periode te overbruggen. Is dat perspectief er niet, dan heeft het geen zin om het bedrijf kunstmatig overeind te houden. Die inschatting moet nu gemaakt worden, samen met de banken en eventuele geïnteresseerde investeerders. Hoe dan ook moet de Vlaamse overheid zelf geen busbouwer worden.
Veel meer dan geval per geval bij te springen wanneer bedrijven in moeilijkheden raken, moeten onze overheden dringend werk maken van een bredere strategie voor de toekomst van de industrie in ons land en in Europa.
Bart Van Craeynest, hoofdeconoom Voka
Bredere strategie voor de toekomst van de industrie
Veel meer dan geval per geval bij te springen wanneer bedrijven in moeilijkheden raken, moeten onze overheden dringend werk maken van een bredere strategie voor de toekomst van de industrie in ons land en in Europa. Daarbij moeten op verschillende niveaus de handicaps die onze industrie parten spelen aangepakt worden. Concreet gaat het bijvoorbeeld over infrastructuur, vergunningen, onderwijs en opleiding op Vlaams niveau, loonkosten en de werking van de arbeidsmarkt op federaal niveau en energie, overheidssteun en handelsbeleid (inclusief strategische onafhankelijkheid) op Europees niveau.
De industrie blijft een cruciale motor voor onze toekomstige welvaart, gezien die verantwoordelijk is voor meer dan de helft van de export en voor de helft van de bedrijfsuitgaven voor O&O, en gezien de sector ook een aandrijver is van de productiviteit in onze economie. Ook op het vlak van duurzaamheid speelt de sector een voortrekkersrol. Vandaar is er dringend nood aan een brede strategie om de toekomst van onze industrie veilig te stellen. Dat zal niet lukken met populistische slogans rond een doorgeslagen protectionisme of nationaliseringen van bedrijven. Dat soort recepten zijn al eerder geprobeerd, met pijnlijke economische gevolgen. Hoewel dat wat cynisch mag klinken (gezien de verregaande persoonlijke implicaties voor de betrokkenen), kunnen we alleen maar hopen dat het verhaal rond Van Hool het signaal is voor onze overheden (op verschillende niveaus) om eindelijk echt werk te maken van een ernstig toekomstperspectief voor onze industrie (die we al veel langer nodig hadden natuurlijk).