Hij is zot van Zottegem en de Vlaamse Ardennen maar is allergisch voor regionale bekrompenheid. Hij houdt van erfgoed maar kijkt toch liever vooruit dan achteruit. Hij is realistisch maar niet defaitistisch. Stop de kersverse minister-president, Matthias Diependaele (N-VA), vooral niet in een hokje. “Natuurlijk geloof ik nog in een toekomst voor onze industrie, we zijn zeker nog aantrekkelijk voor buitenlandse investeerders.”
BIO Matthias Diependaele
- Geboren op 7 augustus 1979 in Sint-Niklaas als derde kind in een gezin van vier. “Ik kom uit een warm Vlaams nest. Sociaal engagement werd bij ons thuis met de paplepel ingegeven.”
- Woont in Erwetegem, deelgemeente van Zottegem. Verhuist binnenkort terug naar Sint-Goriks-Oudenhove, waar hij eerder al woonde.
- Vader van zes kinderen in een nieuw samengesteld gezin.
- Opleiding: master in de rechten, met specialisatie internationaal en Europees recht
- Begon in 2006 als politiek medewerker van Europees parlementslid Frieda Brepoels (N-VA)
- Sport: speelde ooit baseball in 2de nationale. “Maar nu is de conditie nul.”
- Houdt van: Wandelen, “is zot van de Vlaamse Ardennen”
Politieke loopbaan:
- 2009-2019: Vlaams parlementslid
- 2013-2019: Fractieleider Vlaams Parlement
- 2013-2019: Gemeenteraadslid en schepen in Zottegem
- 2019-2024: Vlaams minister van Financiën en Begroting, Wonen en Onroerend Erfgoed
- 2022-2024: Burgemeester Zottegem (titelvoerend)
- Sinds 30 september 2024: minister-president van de Vlaamse regering en Vlaams minister van Economie, Innovatie en Industrie, Buitenlandse Zaken, Digitalisering en Facilitair Management
Tekst Sam De Kegel – foto Nathalie Dolmans
Er zijn weinig plekken waar Matthias Diependaele zich zo thuis voelt als in Zottegem. We zitten vier hoog in zaal Schockaert van De Sanitary, een van dé eyecatchers van de Egmontstad. Poort naar de glooiende Vlaamse Ardennen, ook. “Kijk, zie jij die kerktoren daar, in de verte? Dat is die van Sint-Goriks-Oudenhove, waar ik een huis gekocht heb. Hopelijk verhuizen we tegen eind dit jaar. Je vindt daar nog een authentiek café-restaurant dat letterlijk tegen de kerk aanschurkt. En het café De Zondige Zeven, dat nu jammer genoeg al enkele jaren wacht op een overnemer.”
Diependaele spreekt bevlogen over de Vlaamse Ardennen – “Ik ben er smoorverliefd op” – én haar erfgoed. “Dit gebouw is een levendige getuige van de rijke textieltraditie in de Egmontstad. De ‘Sanitary Underwear Company’ werd in 1909 opgericht onder impuls van Joseph Schockaert. Het is een van de eerste betonskeletbouwen in Vlaanderen en daardoor ook beschermd. In Zottegem zitten de lokale overheidsdiensten in een oude ondergoedfabriek, fantastisch toch? Wat verderop zie je de woningen van de vroegere eigenaars, de familie Schockaert. Zottegem was een echte textielstad, Aalst in ’t klein. Dit gebouw is heel mooi gerenoveerd, maar het is ook een grote uitdaging om dit soort erfgoed nieuw leven in te blazen. In Zottegem bestaat er sinds vijf jaar een doordacht woonplan voor de elf deelgemeenten. Dat is niet wetgevend, maar het is wel een goede richtlijn om vergunningen te geven en het verschaft duidelijkheid aan architecten, projectontwikkelaars en de lokale overheid.”
Ministers worden verondersteld om een beleid te voeren dat Vlaanderen in zijn geheel vooruit helpt. Toch geven zij vaak blijk van een lokale reflex. Zal jij ook een minister-president en minister voor Oost-Vlaanderen zijn?
Matthias Diependaele: “Ik weet dat er veel politici zijn die vooral redeneren volgens de grenzen van hun kieskring. Maar ik zal eerlijk zijn en dat zal wellicht een deel van jullie lezers minder graag horen: ik ben echt allergisch voor die regionale bekrompenheid. Ik vind de gedachtegang ‘Ik doe iets voor mijn streek en dan gaan ze voor mij stemmen’ belachelijk. Ik moet als minister-president en minister een verantwoordelijkheid opnemen voor gans Vlaanderen. Een investering die goed is voor de haven van Antwerpen is ook goed voor Oost-Vlaanderen. Als Limburg en West-Vlaanderen goed boeren, is dat ook goed voor Oost-Vlaanderen. Ik ben er natuurlijk van overtuigd dat er ook in Oost-Vlaanderen investeringen moeten gebeuren, maar op de juiste plek en op het juiste moment. Dat geldt evengoed voor opleidingen aan hogescholen. Organiseer die waar ze het meest effect hebben, het meeste mensen bereiken en de beste excellentie halen. Dit gezegd zijnde, ik neem zeker ook initiatieven voor de streek, aanvullend op mijn werk. Zo vind ik dat alle gemeenten van de Vlaamse Ardennen nog veel meer zouden moeten samenwerken. Ik wil mee mijn schouders zetten onder het ‘merk’ Vlaamse Ardennen.”
Neen, de industrie is niet ten dode opgeschreven”
Oost-Vlaming en Vlaams minister-president Matthias Diependaele
In het nieuwe Vlaamse regeerakkoord valt de extra aandacht voor de ‘vergeten’ Denderstreek op. Is die te lang verwaarloosd door de hogere overheden?
“De Denderstreek kent grote uitdagingen, een aantal socio-economische kengetallen tonen dat aan. Ze is de olievlek van Brussel. Je ziet meer en meer verpaupering in Denderleeuw, Ninove, Geraardsbergen ... Geraardsbergen heeft zelfs de hoogste Vlaamse werkloosheidsgraad na Antwerpen. Geraardsbergen en Ronse palen ook aan Henegouwen, waar de armoede- en werkloosheidscijfers nog veel hoger pieken. Naast de migratieproblematiek is er in de Denderregio te weinig werk in eigen streek. Je ziet wel lichtpuntjes zoals het nieuwe en duurzame bedrijventerrein Doorn-Noord in Ninove, dat stilaan volgebouwd raakt (17 percelen, op termijn goed voor 600 à 1.000 jobs, red.). Maar we hebben er inderdaad voor gekozen om de Denderstreek extra te ondersteunen, zowel financieel als op vlak van investeringsprojecten in bedrijventerreinen en jobs. Tot slot heb je in de Denderregio ook nog een aantal netelige mobiliteitsdossiers zoals de N42 en N41 die voor de noodzakelijke ontsluiting moeten zorgen, maar al zolang blijven aanslepen. Zeker het N42-dossier (N42 is een belangrijke noord-zuidas die Zuid-Oost-Vlaanderen verbindt met de E40 in Wetteren, red.) gaat over een relatief kleine investering maar ondanks de ruim 1.500 ‘positieve bezwaarschriften’ van mensen die er vlakbij wonen en die zeggen dat de ombouw (met name de ontdubbeling van het wegvak Zottegem-Oosterzele én de ontbrekende schakel in St.-Lievens-Esse) er moet komen, komt die er maar niet.”
Ook ondernemers worden doodmoe van dit soort ‘stilstanden’. Wanneer gaan jullie paal en perk stellen aan de vele beroepsprocedures en/of negatieve adviezen waar ondernemingen machteloos tegenover staan bij een omgevingsvergunningsaanvraag?
“We moeten eerlijk bekennen dat het individueel belang in onevenwicht is geraakt met het algemeen belang; dat evenwicht moet hersteld worden. Een gigantisch moeilijke opgave voor onze minister van Omgeving, maar het kan. Eerst en vooral moet de vergunningsprocedure veel eenvoudiger. We hebben zeer veel regels opgesteld, maar vandaag loopt elke vergunning strop als nog maar één detail van één regeltje is overtreden. We moeten daarin een redelijkheid inbouwen zodat dit niet noodzakelijk leidt tot een vernietiging van die vergunning. Twee: er worden heel veel bezwaarschriften ingediend, sommigen lijken zich daar bijna beroepshalve mee bezig te houden. Ik hoorde onlangs dat iemand in het Waasland een vervallen boerderij had gekocht tégen een groot bouwproject, om zo toch maar een bezwaar te kunnen indienen en te rekenen op financiële compensaties. Dit kan echt niet meer...”
(lees verder onder de foto)
Dus ook als burgers torsen we een grote verantwoordelijkheid …
“Zeker, en dat is in ons aller belang, want onze welvaart is ermee verbonden. In het Vlaamse regeerakkoord hebben we ook het Agent of Change-principe ingeschreven. Dat is een nieuw juridisch concept dat hier nog in zijn kinderschoenen staat, maar al wordt uitgerold in Frankrijk en Engeland. Simpel samengevat: als je naast een boerderij gaat wonen, moet je niet beginnen klagen over geurhinder. Als je vlakbij de landingsbaan van Zaventem gaat wonen, teken je geen protest aan voor geluidshinder. Je weet dat, als je ergens gaat wonen, je een zekere mate van overlast moet kunnen verdragen als die hinder er al was, en je dus niet zomaar een bezwaarschrift kan indienen.”
Ondernemingen willen niet zozeer subsidies maar rechtszekerheid, zei Jo Brouns in de Afspraak, vlak na het regeerakkoord?
(glimlacht) “Hij heeft helemaal gelijk. Dat zijn trouwens mijn woorden die hij herhaald heeft. Natuurlijk zijn er zaken waarvoor we als overheid subsidies moeten geven, maar dat moet altijd een bepaald maatschappelijk doel hebben. Zoals: een bedrijf subsidiëren om te innoveren met betrekking tot klimaatuitdagingen. Maar we moeten geen subsidies geven omwille van de rentabiliteit van een bedrijf. Dat vragen ondernemers ook niet. Wij moeten als overheid vooral een helder kader creëren rond vergunningen, rechtszekerheid bieden en administratieve vereenvoudiging doorvoeren. Laat de ondernemer vrij ondernemen binnen dat kader.”
Die heeft stilaan écht te weinig ruimte om te ondernemen. Zeker in Oost-Vlaanderen zijn er nauwelijks nog greenfields, behalve in de fusiehaven?
“Er is zeker nood aan extra bedrijventerreinen, maar laat ons eerst het gebruik van de huidige bedrijventerreinen verbeteren. Onlangs hoorde ik dat er op een nieuw bedrijventerrein in Kluisbergen een aantal meter groenzone moet zijn tussen de bedrijven. Dat je rond een bedrijventerrein een mooie groenbuffer aanlegt, begrijp ik, maar tussen individuele bedrijven? Dat is ruimte die je verspilt. Daarnaast moeten we kijken hoe we leegstaande bedrijfsgebouwen kunnen revitaliseren, zoals brownfields. Daar zijn al veel inspanningen gebeurd, maar die moeten we doortrekken. In het noorden van Oost-Vlaanderen zie je dat er nog heel wat bedrijfsruimte beschikbaar is aan de Nederlandse kant van de grens. Bedrijven die haasje-over spelen, dat is welvaart die wegloopt.”
Vandaag loopt elke vergunning strop indien nog maar een detail van een regeltje is overtreden, we moeten daarin redelijker worden”
Heel wat van jullie ambities komen bijna rechtstreeks uit de beleidsvoorstellen van het Voka-memorandum – zo klopt Voka zich op de borst. Zoals meer aandacht voor onze industrie en innovatie en vereenvoudiging van administratie? Hebben ze goed gelobbyd?
“Ik denk het wel. We hebben heel goede contacten met alle werkgeversorganisaties. Eén: Ik heb geen enkel probleem met lobbyisten – vaak krijgen die onterecht een negatieve bijklank – op voorwaarde dat je politici hebt die voldoende afwegingen maken voor het algemeen belang. Twee: het is mijn overtuiging dat je die werkgeversorganisaties voor een deel mee in het bad moet trekken. Zij zeggen al heel lang – terecht trouwens – dat de administratieve complexiteit moet aangepakt worden. Mijn oproep: geef nu maar heel concreet aan waar die overregulering precies zit. We willen een systeem opzetten waarbij ze die overregulering mee aanduiden en mee verantwoordelijkheid dragen.”
Die pijnpunten benoemen ze nu al. Denk aan de Federal Learning Account, een tool, zeg maar een miskleun, om werkgevers te dwingen hun opleidingsdagen te registreren, terwijl die gewoon niet werkt …
“Daar hebben we trouwens al op gereageerd vanuit de Vlaamse regering. Als zo’n tool niet werkt, moet je die gewoon schrappen.”
Voor het eerst sinds een poos is er weer expliciet een minister van Industrie, jij dus. Net op tijd, want onze maakindustrie krijgt rake klappen …
“Als je sommige artikels leest, lijkt het alsof onze industrie ten dode opgeschreven is, maar Vlaanderen blijft nog steeds een heel aantrekkelijke regio voor industriële investeringen. Laat ons dus niet doen alsof alles al verloren is. Dan maak je jezelf helemaal onaantrekkelijk. Aan paniekbeleid doe ik niet mee, maar er liggen wel grote uitdagingen voor ons…”
In 2023 zijn de lonen opnieuw met 11% gestegen via de automatische loonindexering. De energieprijzen swingden de pan uit de voorbije jaren, mede door de labiele geopolitieke context. Het enige wat maakbedrijven kunnen doen, is nog productiever worden. Maar eenmaal houdt het op…
(onverstoorbaar) “Er zijn altijd uitdagingen geweest. Toen ik twintig jaar geleden met politiek begon, bestond die loonkostenhandicap ook al. Met de Zweedse regering hebben we trouwens grote stappen gezet om die deels terug te dringen. Maar ik hou niet van defaitisme. De grootste industriële investering van Europa loopt momenteel in Vlaanderen, met Ineos (in Antwerpen, sdk). Alleen moeten we heel waakzaam zijn naar de toekomst toe.”
Wat zijn je topprioriteiten als minister van Industrie?
“Wat ik zonet al benoemde: rechtszekerheid bieden aan ondernemers in vergunningen én de overregulering terugdringen. Met dit regeerakkoord willen we ook een grote inhaalbeweging maken in infrastructuurinvesteringen (470 miljoen euro, red.). Voor alle publiek-private samenwerkingen (pps’en) die al beslist waren, hebben we nu euro’s vrijgemaakt. We willen ook voldoende productieve investeringen aanmoedigen via een investeringsnorm (Voka vroeg 4,5%, red.). Ook de energiekost willen we aanpakken. Er zit nu een taxshift in het regeerakkoord waarbij we de taksen voor elektriciteit méér willen doorschuiven naar fossiele brandstoffen.”
En toch lijkt er een vertrouwensbreuk te zijn. In juni brachten we in dit blad twee indringende getuigenissen van ceo’s die een maakbedrijf leiden. Allebei zuchten ze: “Politici kennen en begrijpen onze industrie niet meer”.
“Ik wil hun het regeerakkoord gerust bezorgen. Dan kunnen ze nalezen dat we die industrie echt wel (her)waarderen, dat wordt niet enkel weerspiegeld in de titulatuur en in ons Vlaams regeerakkoord, ook federaal wil men bijvoorbeeld het verschil tussen werken en niet-werken groter maken en de arbeidskrapte aanpakken.”
Dat laatste is een taak voor overheidsinstantie VDAB. Maar die kan performanter en moet zich meer focussen op de kerntaken, zo staat in het regeerakkoord …
“Het verbaast me dat bijna niemand nog weet wat de VDAB jaarlijks kost: meer dan 900 miljoen euro (VDAB beschikt in 2024 over een budget van 962 miljoen euro, samengesteld uit een Vlaamse dotatie van 783 miljoen euro, Europese subsidies en eigen inkomsten zoals werknemersopleidingen, red.). Er werken zo’n 4.700 mensen, maar slechts vier op de tien VDAB-werknemers hebben rechtstreeks contact met werkzoekenden. De arbeidsmarkt is intussen enorm geëvolueerd, het lijkt me logisch dat de VDAB zich daar moet aan aanpassen. Het zal zich meer moeten focussen op werkzoekenden die verder afstaan van de arbeidsmarkt én op het bereiken en activeren van de honderdduizenden niet-beroepsactieven, zoals langdurig zieken, allochtone huisvrouwen, etc. We willen ook een opleidingsoffensief, gericht op de knelpuntberoepen. Er is werk genoeg in Vlaanderen.”
(tankt ondertussen een koffie) “Weet je, toen ik in 2006 afstudeerde als jurist, vond ik niet meteen werk. Ik was eerst drie maanden aan de slag bij mijn vader als metser-diender, dat deed ik als tiener ook al (zijn vader runt een familiaal bouwbedrijf, red.). (lacht) Ik heb echter twee linkerhanden en mijn vader raadde me aan om toch maar verder te studeren.”
Voka wil ook meer interregionale mobiliteit: er moeten meer Walen en Brusselaars komen werken in Vlaanderen via een nieuw samenwerkingsakkoord met Forem en Actiris?
“De vraag is of je daar vanuit Vlaanderen veel kan aan doen. Er is altijd een wortel en een stok. In Vlaanderen willen we m/v/x activeren naar een job, maar zolang mensen denken dat ze rondkomen met niét te werken, zal het niet lukken. Op federaal niveau moet het verschil tussen werken en niet-werken groter worden, alleen dan kan je werklozen bewegen om te werken (de doelstelling om de lasten op arbeid te verminderen zal met een federale hervorming beoogd worden. Als dit niet doorgaat, engageert de Vlaamse regering zich om de Vlaamse jobbonus in stand te houden, red.). Ook de werkloosheidsuitkering beperken in de tijd en degressief verminderen, is nodig, maar dat valt niet onder Vlaanderen. Wist je trouwens dat je nu 26% meer kans hebt om werkloos te worden als je in een sociale huurwoning zit? De huurprijs van je sociale woning wordt berekend op basis van je inkomen. Wie een uitkering krijgt, betaalt minder, wie werkt betaalt meer. Wij zeggen nu: mensen die kunnen werken – uitgezonderd gepensioneerden of mensen met een handicap – maar dat toch niet doen, gaan na verloop van tijd een hogere huurprijs betalen om ze te bewegen tot een job. Maar het gros van de inspanningen zal dus van federaal beleid moeten komen. Los daarvan, als bevoegdheidsverdeling ervoor zorgt dat innovatie op een of andere manier wordt geblokkeerd, dan moeten we die bevoegdheden desnoods overhevelen naar Vlaanderen.”
Ik heb geen enkel probleem met lobbyisten, op voorwaarde dat je politici hebt die voldoende afwegingen maken voor het algemeen belang”
Naar het onderwijs nu: onze jongeren zijn de werknemers van morgen. De onderwijsinspectie wordt fors versterkt en jullie gaan meer toezien op scholen die ondermaats presteren via o.a. Vlaamse ijkingtoetsen?
“Ons onderwijs versterken betekent vooral het niveau ervan aanzwengelen. Mijn collega Ben Weyts kreeg veel kritiek, maar onderwijsspecialisten beamen dat hij wel degelijk aan de weg getimmerd heeft. We moeten in ons onderwijs streven naar excellentie: leerlingen weer boven zichzelf laten uitstijgen. Dat moeten we meten en controleren, én vervolgens scholen erop aanspreken. Natuurlijk moeten jongeren zich goed voelen op school, maar met smileys en pretpedagogie (waarbij welbevinden primeert op kennisoverdracht, red.) gaan we het niet redden. Mijn oudste dochter maakte een klik in het vijfde middelbaar omdat ze werd ‘gepusht’ vanuit school en zit nu in haar vierde jaar farmacie. We willen zeker meer respect voor leraren.”
(lees verder onder de foto)
Ik hoor vooral verhalen van leerkrachten die zeggen dat het niveau van ons onderwijs én de kennis van het Nederlands al jaren daalt …
“De lat mag niet verder naar beneden, en we moeten leerkrachten ondersteunen om jongeren over die lat te krijgen. Ondersteun startende leerkrachten via een inductiejaar (80% lesgeven, 20% ondersteuning, red.) Maak de ouderlijke verantwoordelijkheid rond de kennis van het Nederlands groter. Deze morgen stapte ik naar school met mijn zoon, een gezin sprak Frans onder elkaar in hartje Zottegem. We moeten een duidelijk signaal geven dat ouders met een migratieachtergrond ook Nederlands moeten leren én zoveel mogelijk spreken, niet enkel voor hun eigen positie in de samenleving, maar ook in het belang van de opleiding van hun kind. Kennis van het Nederlands is een rode draad doorheen dit regeerakkoord.”
Voka’s Talentcenters staan ook expliciet in het Vlaamse Regeerakkoord, om zo jongeren tussen 11-14 vroeger en beter te oriënteren?
“Die Talentcenters zijn een heel goede zaak, net als de groei van het STEM-onderwijs. Er komt eindelijk meer waardering voor technische opleidingen in TSO- en BSO-onderwijs. En maar goed ook, want een zelfstandige loodgieter verdient vaak meer dan een kantoorbediende, ook door de schaarste van het eerste profiel. Ouders kunnen maar beter verstandig kiezen voor hun kinderen.”
Heb je ooit overwogen om zelf ondernemer te worden?
“Jazeker. Ik droomde lange tijd om vrachtwagenchauffeur te worden, een eigen camion te kopen en Europa rond te rijden. Ik was eigenlijk nooit van plan om beroepspoliticus te worden, laat staan minister. Ik had maar één ambitie: goed proberen zijn in wat ik doe. En hard werken! Ik kreeg onlangs de vraag van een leerkracht uit het vierde middelbaar van Don Bosco Zwijnaarde (waar de minister-president zelf school liep, red.) om een boodschap mee te geven aan zijn leerlingen. Ik heb zelf mijn vierde jaar gedubbeld, was geen voorbeeldstudent. Maar ik ben ergens geraakt, vooral door karakter en doorzettingsvermogen te etaleren. Die boodschap gaf ik dus mee.”
Politici moeten zich, net als ondernemers, ook meer in vraag durven stellen…
“Het is belachelijk om te veronderstellen dat we vandaag alle oplossingen in huis hebben voor de uitdagingen van de komende vijf jaar. De correcte basishouding van elke politicus én overheid is om – net als een ondernemer – de openheid van geest te hebben om jezelf voortdurend in vraag te stellen en bij te sturen indien nodig. Met dit regeerakkoord hebben we geprobeerd om afspraken te maken rond alle uitdagingen die we vandaag kennen, principieel of heel concreet. Voor de nieuwe, soms nog ongekende uitdagingen van morgen, heb je veel vertrouwen in je ploeg nodig én rekeningen die op orde zijn.”
Als minister van Financiën en Begroting, Wonen en Onroerend Erfgoed streefde jij naar een begroting in evenwicht, zodat we geen lasten doorschuiven naar de volgende generaties. En jij wou een investeringsregering uitbouwen. Dat blijft?
“Jazeker. Politici die denken dat ze zich populair kunnen maken door het ‘uitdelen’ van geld, die begrijp ik niet. Volgens mij kan je veel meer respect afdwingen bij de kiezers door verstandige, financiële keuzes te maken dan door geld uit te delen. Ik snap ook de redenering niet van schulden doorschuiven. Vroeg of laat ontploffen die in je gezicht. We zijn er altijd heel goed in om ons voor te bereiden op de crisis van het verleden. Maar er is slechts één iets dat we altijd nodig hebben om elke crisis aan te pakken, en dat is geld. Een gezonde begroting is de beste voorbereiding op welke crisis ook.”
Maar wie veel investeert, heeft vaak ook een hogere schuldgraad?
“Pas op met de termen ‘investering’ en ‘schuldgraad’. Je hebt wel degelijk ‘goede’ en ‘slechte’ schulden. Slechte overheidsschuld is schuld die je opbouwt doordat je een tekort hebt voor je recurrente uitgaven, zoals om je ambtenaren uit te betalen. Maar als je schuld opbouwt om de Oosterweelverbinding te betalen, wat nadien wordt terugbetaald via tolheffing, of om sociale woningen te bouwen, waar huurgeld tegenover staat, dan spreken we over goede schuld. Ook het begrip investeren wordt vaak misbruikt. Investeren in de strikte zin van het woord betekent dat je vandaag 1 euro uitgeeft om er (over)morgen 2 of 3 terug te verdienen. (ferm) Dat is investeren!”
Tot slot, wanneer zal jij tevreden terugblikken op je ambt als minister-president?
“Ach, dat is zo’n vraag waarop je later vaak wordt afgerekend. Maar als we kunnen zeggen dat we Vlaanderen iets minder complex gemaakt hebben en die ‘keizer-koster-mentaliteit’ (een vorm van regeldrift, waarbij op alle bestuursniveaus maatregelen getroffen worden die even draconisch als detaillistisch zijn, red.). wat afgebouwd hebben, dan ben ik een heel tevreden man.”