Overslaan en naar de inhoud gaan
  • 02/09/2024

Snelheid, flexibiliteit en eenvoud zijn cruciaal om de re-integratie van zieken vlot te laten verlopen. Vandaag reageren we te afwachtend, te ri- gide en te gefragmenteerd wanneer een werknemer langer dan een paar dagen afwezig is. We zetten daarbij maar liefst vier types artsen in die amper informatie kunnen delen. Dat kan allemaal efficiënter en sneller. In dit hoofdstuk stellen we een nieuw tijdsschema voor.

We reageren traag

Elke invaliditeit begint met één dag ziekte. Toch wachten we vandaag tot tien weken na de eerste ziektedag om een probleemanalyse op te maken, wordt pas na vier maanden een inte- gratieplan gemaakt en verschijnt de ‘Terug naar Werk’-coördinator pas na vijf à zes maanden. Dat is héél erg laat.

Het eerste contact met de werkne- mer, de ondersteuning en begeleiding van langdurig zieken kan véél vroeger beginnen. Om een evolutie naar de chronische fase te vermijden, kan ondersteuning en begeleiding best opgestart worden tussen maand één en maand drie van afwezigheid. Een snelle start van het re-integratietraject is belangrijk omdat:

  • De kansen op succesvolle re- integratie dalen naarmate het traject later start;
  • Een eerste probleemanalyse na zes maanden geen bijkomende toegevoegde waarde heeft;
  • De werkgevers al na een paar weken aangepast zijn aan de afwezigheid van de zieke;
  • De kans op langdurig verzuim na zes maand zeer hoog is;
  • De ondersteunende maatregelen voor werknemers minder effectief zijn na deze periode.

Met een complex en rigide systeem

Vandaag gaan we zeer rigide en beperkend om met werknemers die ziek vallen. Wanneer je arbeidsongeschikt wordt verklaard, is dat een erg absolu- te en totale beslissing: je kan en mag niet werken. Het systeem is boven- dien helemaal gericht op controle: de ziekte wordt vastgesteld en vervolgens worden je rechten gecheckt. Geen woord over wat je wel nog kan of wil; geen aanbod om de tijd of plaats waar je werkt aan te passen of om na te gaan of een opleiding jou verder helpt.

Het systeem is bovendien zeer complex: er komen vier types artsen aan te pas, je kan een informeel en formeel traject volgen, zowel trajecten via RIZIV14 als FOD WASO15 zijn mogelijk en dan nog is het niet zeker dat je geniet van arbeidsbemiddeling, opleiding, loopbaanbegeleiding of jobcoaching. Er zijn in de huidige re-integratieprocedure maar liefst vijf trajecten (via de preventie-adviseur arbeidsarts) en vier categorieën (voor de adviserend arts) voorzien. De nieuwe ‘Terug naar Werk’-coördinatoren dienen dan vooral om die complexiteit te overwinnen.

Dat moet eenvoudiger en op een andere manier: louter rechten controleren en procedures volgen of afwachten en intussen niets doen, helpt niemand vooruit. Beter is een aanklampend beleid, waar wordt uitgegaan van de mogelijkheden van de mensen om hen aan het werk te houden of hen terug op het werk te krijgen via maatwerk.

Informeel traject meer succesvol

Naast de formele trajecten bestaat ook een informeel traject, beter bekend, als ‘het bezoek voorafgaand aan de werkhervatting’. Arbeidsongeschikte werknemers die hulp wensen bij hun werkhervatting kunnen vrijwillig een ‘bezoek’ aanvragen bij de arbeidsarts. Het gaat om een bezoek waarbij het niet de bedoeling is om een medisch oordeel te geven rond de inzetbaar- heid van de werknemer maar wel om te bespreken welke aanpassingen aan werk of werkomstandigheden kunnen helpen bij een werkhervatting. Deze informele re-integratietrajecten stegen de afgelopen jaren veel sterker dan de formele trajecten (figuur 9). De infor- mele trajecten halen ook veel betere resultaten, zowel op het vlak van het aantal gestarte trajecten als op het vlak van een geslaagde toeleiding naar werk (figuur 10).

Daarbij moet wel één kanttekening geplaatst worden. De informele trajecten zijn dan wel flexibel, maar ook erg vrijblijvend: duidelijke en concrete af- spraken en bijhorende opvolging kunnen niet. Ook de mogelijkheid om een nieuw loopbaanpad te bewandelen, bijvoorbeeld bij een andere werkgever, komt nauwelijks aan bod.

Gevolgd door vier artsen

De belangrijkste poortwachters van het re-integratiebeleid zijn de verschil- lende artsen die betrokken zijn: de behandelende arts, de arbeidsarts, de controlearts en de adviserend arts van het ziekenfonds. Die veelheid aan acto- ren leidt tot communicatieproblemen waarbij het delen van informatie vaak moeizaam verloopt. De vele artsen en de beperkte mogelijkheden om gege- vens te delen zorgen voor vertraging en herhaling.

Dat kan véél eenvoudiger door te focussen op de behandelende arts en de arbeidsarts. Wanneer de behandelende arts vermoedt dat het werk een rol speelt in de ziekte, verwijst hij best meteen door naar de arbeidsarts. De arbeidsarts is dé specialist rond werk. Bij een vlotte verwijzing van de behandelende arts naar de arbeids- arts keert 80% terug in de eerste zes maanden. Zelfs bij langdurig zieken die langer dan twee jaar arbeidsongeschikt zijn, zorgt een samenwerking tussen huisarts en arbeidsarts voor een hogere terugkeer naar het werk. De samenwerking zal bovendien leiden tot meer vertrouwen en minder inzet van controleartsen.

Er is dus niet per se een tekort aan controle-, adviserende- of arbeidsartsen: we zetten deze artsen verkeerd in. Bovendien moeten artsen hun aandacht richten op de echt complexe gevallen. Minder complexe casussen kunnen doorgegeven worden aan de – goed opgeleide – arbeids- verpleegkundigen. Verpleegkundigen kunnen helpen bij de triage, het bege- leiden en de opvolging van eenvou- dige gevallen. Een efficiënte inzet van artsen maakt het systeem eenvoudiger, effectiever en laat toe om meer zieke werknemers te begeleiden.

We stellen dan ook voor om na vier weken arbeidsongeschiktheid (in plaats van tien weken vandaag) con- tact te voorzien met de arbeidsarts om de zieke te informeren en een probleemanalyse op te maken. De probleemanalyse wordt door de arbeids- arts gemaakt via een evidence-based medische vragenlijst die rekening houdt met de gekende risicofactoren. De arbeidsarts zorgt zo voor een eerste profilering van de zieke (zoals het Individual Placement and Support Project). 

Op basis van de probleemanalyse kan na zes weken (in plaats van na vier maanden vandaag) een duidelijk plan van aanpak afgesproken worden in dialoog tussen werknemer, arbeidsarts en behandelende arts. Dat gebeurt in dialoog maar wel met con- crete afspraken: het zou kunnen dat er meer tijd nodig is voor herstel, dat er wordt gesproken over opleiding, job- coaching of transistie naar een andere functie of werkgever. Ook de arbeids- tijd wordt besproken zodat afspraken gemaakt kunnen worden over progressieve of degressieve tewerkstelling.

De adviserende arts en de ‘Terug naar Werk’-coördinator van het ziekenfonds worden na tien weken betrokken voor opvolging wanneer of de werkgever of de werknemer aangeven dat er een probleem is bij het opmaken of naleven van de gemaakte afspraken.
De adviserende arts kijkt de medische mogelijkheden na terwijl de ‘Terug naar Werk’-coördinator de mogelijk- heden rond re-integratie, aangepast werk, een transitietraject, opleidingnof een heroriëntering voorlegt. Indien dit overleg met adviserende arts en de ‘Terug naar Werk’-coördinator niet leidt tot concrete afspraken tussen werkgever en werknemer treden de responsabiliseringsmechanismen in werking.
 

Welke verbeterpunten stelt Voka voor?

  • Zet meer in op preventie: door een geïntegreerd welzijnsbeleid en gevalideerde methodieken.
  • Werk gericht: de medische vragenlijst volgt de evidence-based risicofactoren.
  • Start snel: door na vier weken de medische vragenlijst te bezorgen kan na zes weken een plan van aanpak opgemaakt worden. Dat is veel sneller dan de huidige 10 weken en 4 maanden.
  • Ga in dialoog: informele re-integratie werkt veel sterker dan de formele trajecten. Zorg voor een dialoog die eindigt in duidelijke en concrete afspraken.
  • Werk flexibel: degressieve en progressieve tewerkstelling versterken de band, eenvoudige transitie tussen werkgevers wordt gestimuleerd en opleiding, jobcoaching en arbeidsbemiddeling kunnen snel starten al dan niet in combinatie met een uitkering.
  • Werk met duidelijke rollen: de behandelende arts
    en de arbeidsarts zijn het best geplaatst om de me- dische en werkgerelateerde aspecten in te schatten. De adviserend en controlerend geneesheer zorgen voor opvolging wanneer er geen afspraken gemaakt worden of deze niet nageleefd worden.
  • Geef verantwoordelijkheid: wanneer de afspraken niet concreet gemaakt worden of niet opgevolgd worden, treden na advies van de adviserend geneesheer de responsabiliseringsmechanismen in werking.

Contactpersoon

Daan Aeyels

Senior Adviseur Welzijns- en Gezondheidsbeleid

imu - vzw - bebat
imu - vzw - brussels airport
imu - vzw - mediafin

Artikel uit publicatie