De hervorming van de buitenschoolse kinderopvang, het zogeheten BOA-decreet, schuift lokale besturen nog meer naar voren als spil van het opvangbeleid. Ze krijgen middelen, bevoegdheden en verantwoordelijkheid om lokaal een geïntegreerd aanbod te coördineren. Maar geeft die autonomie wel voldoende garantie op een kwalitatief aanbod aan buitenschoolse kinderopvang?
Zal er voor elk kind plaats zijn?
De uitgangsvraag moet zijn: wordt het voor ouders makkelijker om werk en gezin te combineren? Die garantie ontbreekt. Het nieuwe kader legt geen enkel minimum vast voor het aantal beschikbare plaatsen per kind, stelt geen verplichting tot minimale openingsuren en biedt geen transparantie voor ouders rond de prijs. Elke gemeente bepaalt zelf wat ze belangrijk vindt, en precies dat leidt tot grote verschillen. Want wat als je in de ‘verkeerde’ gemeente woont?
Je zou verwachten dat je in ruil voor bijna 200 miljoen uit de Vlaamse begroting kan rekenen op een garantie op een plaats in de buitenschoolse kinderopvang. Het wordt dringend tijd om Vlaamse minimumnormen vast te leggen: een bepaald aantal plaatsen per inwoner, opening op cruciale tijdstippen, transparante communicatie over prijzen. Dat is het écht gelijkekansenbeleid: ongeacht waar je woont, moet je op voldoende opvang kunnen rekenen.
Lokale besturen op steroïden
In de nieuwste beleidsplannen dreigt een gigantische machtsconcentratie bij lokale besturen. Lokale besturen waren al ‘regisseur’ en ‘actor’ in het opvangaanbod. Daarbovenop legt het BOA-decreet het erkennen, toezicht houden op én het handhaven van kinderopvanginitiatieven bij de lokale besturen. Met andere woorden, het lokaal bestuur mag voortaan zelf bepalen wie mag opstarten, welke normen er gelden én instaan voor het toezicht op de kwaliteit en het geven van sancties. Dat komt neer op een situatie waarin het lokale bestuur tegelijkertijd als rechter én als partij én als politieman én als gevangenisdirecteur optreedt. Een hele boterham dus.
Die rolvermenging is problematisch. Stel je voor dat een ondernemer na maanden voorbereiding te horen krijgt dat zijn project lokaal niet erkend wordt – zonder mogelijkheid tot beroep. Wie investeert dan nog?
De drempels voor kinderopvang verlagen betekent capaciteit uitbreiden én zorgen voor één helder beleid zonder 285 varianten.
Daan Aeyels
Geen beroep ondermijnt rechtszekerheid
Het feit dat er geen beroepsmogelijkheid bestaat tegen beslissingen van het lokaal bestuur ondermijnt de rechtszekerheid. Als een gemeentebestuur beslist een opvanginitiatief geen erkenning te geven, bovenmatig strenge lokale regels oplegt, of het vrij ondernemerschap belemmert, staat de ondernemer zo goed als machteloos. Moeten ondernemers bij onregelmatigheden aankloppen bij de Vlaamse Zorginspectie, het Agentschap Opgroeien of het Agentschap Binnenlands Bestuur? Het blijft onduidelijk.
Ondernemers die willen investeren in nieuwe kinderopvang zullen twee keer nadenken als slechts één gemeentelijke beslissing hun project kan maken of kraken, zonder mogelijkheid tot hoger beroep. Innovatieve initiatieven riskeren zo te sneuvelen door lokale restricties. In plaats van een stabiel, voorspelbaar kader voor iedereen te creëren, krijgen investeerders en uitbaters te maken met dienstvoorwaarden die per gemeente verschillend kunnen zijn en niet objectief getoetst kunnen worden.
Het resultaat? Onzekerheid en terughoudendheid om zich te engageren in kinderopvang. Terwijl net elke extra plaats broodnodig is om het tekort aan kinderopvang te milderen. Je kan je zelfs afvragen of de Vlaamse overheid zelf niet verzaakt aan haar verantwoordelijkheid door buitenschoolse kinderopvang weg te schuiven naar de lokale besturen. Op die manier blijft de Vlaamse overheid zelf uit het vizier en kan ze bij calamiteiten doorverwijzen naar lokale besturen. Handig wanneer je net een onderzoekscommissie naar de veiligheid in de kinderopvang achter de rug hebt.
Extra plaatsen helpen ouders aan het werk
Kinderopvang is een essentiële schakel tussen gezin, werk en maatschappij. Extra plaatsen in de kinderopvang is investeren in een hogere werkzaamheidgraad. Willen we dat meer vrouwen en mannen de stap naar werk zetten, dan moeten we de drempels rond kinderopvang verlagen, niet verhogen. Dat betekent capaciteit uitbreiden én zorgen voor één helder beleid zonder 285 varianten. Een uniform Vlaams kwaliteitskader, met ruimte voor lokale accenten maar binnen duidelijke krijtlijnen, is daarvoor de oplossing. Alleen zo krijgen ouders de opvang die ze nodig hebben en krijgen bedrijven het talent dat ze zoeken. Laat kinderopvang opnieuw een hefboom voor tewerkstelling zijn – overal in Vlaanderen, in gelijke mate.