Journalist Karel Cambien uit Kortrijk viert dit jaar dat hij 35 jaar voor dit magazine schrijft. Al van jongs af droomde hij van een carrière in de journalistiek. Zijn job bij Roularta Media Group combineerde hij met freelancewerk voor Voka West-Vlaanderen. Al sinds de start van het tijdschrift Ondernemers stond hij in voor de coverinterviews met West-Vlaamse ondernemers. We blikken samen met hem terug.

Hoe bent u voor het magazine beginnen schrijven?
“Jo Libeer komt de verdienste toe om uit te pakken met een eengemaakt magazine voor heel West-Vlaanderen. Hij zag dat als een voorbode/instrument om ook de grote fusie van de 6 West-Vlaamse Kamers te helpen realiseren. Dat waren toen, in de jaren 80, als het ware 6 kleine of grote ‘koninkrijkjes’, die ook elk hun eigen kleine of grotere nieuwsbrief uitgaven, die er niet altijd even professioneel uitzag. Bedoeling was om vanaf 1989 één nieuw blad uit te brengen, een magazine dat gelezen zou worden en dat au sérieux genomen zou worden. De basis van wat het magazine nu nog altijd is, werd toen gelegd. Jo vroeg me in 1989 – ik had toen al 7 jaar professionele ervaring bij Knack en Trends – in eerste instantie om de coververhalen te schrijven. In 1993 werd ik de eerste hoofdredacteur en coördinator van Ondernemers. Toen ik in 1999 geroepen werd naar het hoofdredacteurschap van Kanaal Z, volgde Roel Jacobus mij op. Toen schreef ik, zoals voordien, in principe enkel nog de coverinterviews. Ik heb ze in die 35 jaar, op 1 of 2 na, allemaal geschreven. Over de inhoud hadden Jo en ik aanvankelijk nogal wat diepgravende discussies (wie wel en wie niet op de cover bijvoorbeeld), maar altijd met wederzijds respect. Finaal vonden we altijd een consensus rond 2 basiscriteria: kwaliteit brengen en schrijven over wat ondernemers kon interesseren. Want iedereen kijkt toch graag even over het muurtje van de buur? Hoe pakt hij/zij de zaken aan, hoe realiseert hij/zij de ondernemersdroom, met welke visie verovert hij/zij de markt? Noem het desnoods voyeurisme, maar die toverformule werkt nog altijd.”
Herinnert u zich nog de eerste cover?
“En of. De keuze viel op Bernard Devos van Sofinal. Bernard had zich weken vooraf bereid verklaard over de hele lijn mee te werken, want het eerste nieuwe magazine zou ook gepaard gaan met een communicatie- en marketingcampagne naar de buitenwereld, en zo is ook gebeurd. Er kwam echter één probleem op onze weg. 2 dagen voor de afspraak liet hij weten dat hij onverwacht vertrokken was op zakenreis naar Australië, als ik me goed herinner. De fax bleek onze redding. De vragen werden doorgestuurd naar de andere kant van de wereld, en de antwoorden kwamen enkele dagen later keurig uit het apparaat in Kortrijk gerold. De opluchting was groot bij eenieder die bij het nieuwe blad betrokken was.”
Wat is u vooral bijgebleven?
“Als je aan zo’n opdracht begint – om de 2 weken een diepte-interview – vraagt een mens zich wel eens af: zal het aanbod na een tijdje niet verschralen? 35 jaar later weet ik het zeker: het aanbod is onuitputtelijk. Het West-Vlaamse ondernemerschap kent geen limieten en heeft al decennia lang niets dan boeiende figuren voortgebracht, ongeacht de sector en grootte van de bedrijven. Ik kan me alleen maar gelukkig prijzen dat ik die wereld van binnenuit mocht leren kennen. Veel ondernemers zijn ook vrienden geworden, wat mijn leven zoveel boeiender heeft gemaakt.”
Welke lessen heeft u geleerd van al die ondernemers die u al heeft geïnterviewd?
“Aan mensen die ik interview zeg ik wel eens: ‘Ik schrijf graag over ondernemerschap, maar ik ben heimelijk ook wel een grote supporter van het ondernemerschap’. Dat heeft te maken met mijn afkomst: mijn vader was een ondernemer en ik ken al van jongs af de verhalen en de besognes van ondernemers. Aan de keukentafel thuis hoorde ik dagelijks vertellen over alles wat een ondernemer bezighield: investeren, aanwerven, de markt benaderen, spaargeld aanspreken of naar de bank stappen? Dat gezegd zijnde heb ik als ‘gezant’ van de Kamer en Voka altijd mijn kritische zin behouden: niemand naar de mond praten, open dialoog maar altijd met respect en weten waarover je praat. Ik heb ondervonden dat West-Vlaamse ondernemers dat waarderen en een ernstige vraagstelling met kennis van zaken als een heuse challenge zien, en niet als een last. Ik noem dat wel eens pingpong spelen: ik sla een balletje en de andere kant slaat het terug, en zo gaan we verder. Intellectueel verrijkend. Elk met een mening, elk met een idee, en net die ‘choc des idées’ maakt het zo boeiend. Ik kan me in die 35 jaren werkelijk niet één ondernemer herinneren die het daar moeilijk mee had.”