Overslaan en naar de inhoud gaan
  • 13/09/2023

Julie Beysens, Voka senior adviseur onderwijs, over een kwalitatief en meer ondernemingsgericht onderwijs. 

foto
Julie Beysens, Voka senior adviseur onderwijs

Eind vorig jaar peilde Voka bij 500 ondernemers naar hun prioriteiten voor het beleid. 
Wat bleek? Een kwalitatief en meer ondernemingsgericht onderwijs kwam als voornaamste bezorgdheid uit de bus. Die vrees is niet meer dan terecht volgens Julie Beysens, onderwijsexpert bij Voka. “We zien uit verschillende testen dat de kwaliteit van ons onderwijs zienderogen achteruitgaat. In vergelijking met hun leeftijdsgenoten uit 2006 hebben leerlingen uit het vierde leerjaar vandaag al een volledig schooljaar achterstand op vlak van lezen. Voor wiskunde hinken we een half jaar achterop. Slechts een derde van de 10-jarigen leest op het gevorderde niveau. Dat kan je dus best dramatisch noemen.”

Een ander teken aan de wand is de schaarste aan STEM-profielen (Science, Technology, Engineering and Mathematics). “Ongeveer 20% van de diploma’s die uitgereikt worden in het hoger onderwijs, behoort tot de categorie STEM. Terwijl die net nodig zijn om toekomstige uitdagingen zoals klimaat, energie en digitalisering aan te gaan. Zeker in het TSO en BSO bereiken we nog te weinig meisjes en kansengroepen voor dat soort richtingen. Het tekort aan STEM-profielen zorgt naast het lage niveau van uitstroom dus voor een gigantisch probleem in Vlaanderen als kenniseconomie.”

Watervalsysteem

Jaarlijks stroomt met 15 miljard euro ongeveer een kwart van de begroting naar onderwijs. Een grote smak geld met te weinig return on investment. “Een van de grote oorzaken is een inefficiënte organisatie van het onderwijssysteem. We kampen zogezegd met een groot lerarentekort, maar België zit met de leerling-leerkracht-ratio (het aantal leerlingen per voltijds onderwijzend personeelslid, red.) beduidend onder het Europees gemiddelde. Een bizarre vaststelling die de vinger op de wonde legt. Er zijn voorbeelden waar naburige scholen binnen één scholennet toch dezelfde opleiding aanbieden en hiermee elkaar beconcurreren. Zo krijg je klassen met drie à vier leerlingen waar telkens een leerkracht voor nodig is. En niet enkel het aantal is voer voor rationalisering, maar ook welke richtingen nog nodig zijn. In 2019 is samen met de modernisering van het secundair onderwijs ook het aanbod geactualiseerd. De matrix die dit aanbod weergeeft, geeft te kennen dat er nog altijd veel richtingen zijn waar de arbeidsmarkt absoluut niet zit op te wachten. Toeleiding naar de arbeidsmarkt is dan wel niet de enige doelstelling van het onderwijs, maar aangezien scholen financiering krijgen per leerling is het wel nodig dat we die zaken onder de loep nemen.”

Ook een onvoldoende onderbouwde studiekeuze is vaak deel van het probleem. “Elk jaar veranderen zo’n 20.000 leerlingen van richting tijdens het schooljaar. Van die grote groep maakt ongeveer de helft de sprong van ASO naar TSO en van TSO naar BSO. Die ‘watervalbeweging’ zorgt ervoor dat veel leerlingen terechtkomen in een technische opleiding vanuit een negatieve ervaring. Nochtans heeft meer dan de helft van de beroepen in de top 10 van de knelpuntberoepenlijst van VDAB een technische achtergrond. Met de opening van een eerste Talentcenter (zie artikel hierna , red.) willen we dat probleem aanpakken.”

Duale kloof

Om het kwaliteitsdoel te bereiken en ons als land weer te kunnen nestelen in de Europese top, zijn metingen nodig. “Via de Vlaamse toetsen zullen we dat vanaf volgend schooljaar al doen voor Nederlands en wiskunde, maar dit mag zeker nog uitgebreid worden. Het is belangrijk dat een geprofessionaliseerde inspectie waakt over de kwaliteit en bijstuurt waar nodig. Scholen met alarmsignalen hebben baat bij een goed begeleidingstraject om terug aan te knopen bij de rest. Daarbij is leerwinst een goede maatstaf. Een school evalueren blijft immers een momentopname waarbij een slechte score bijvoorbeeld te maken kan hebben met een leerlingenpopulatie. Vandaar ook dat concrete, meetbare en ambitieuze eindtermen van cruciaal belang zijn.”
Onderwijs afstemmen op de arbeidsmarkt loopt nog niet altijd even vlekkeloos. Daar ziet Julie dat bedrijven meer en meer zelf een helpende hand toereiken. “Ze zien het meer als hun maatschappelijk engagement om iets te doen aan de achteruitgang van het onderwijs. BASF zet bijvoorbeeld massaal in op duale leertrajecten terwijl ze weten dat lang niet iedereen nadien in dienst treedt. Ook in de politiek zien we mogelijkheden. We pleiten om bij de volgende legislatuur terug te keren naar één minister die zowel Werk als Onderwijs als bevoegdheden combineert. Van 2004 tot en met 2009 was dit al eens het geval; tijdens die periode kwamen de beroepskwalificaties tot stand. Dat instrument wordt vandaag nog altijd gebruikt om af te bakenen wat de arbeidsmarkt verwacht van bepaalde opleidingen.”

Duaal leren mag ook stilaan op kruissnelheid komen. “In Vlaanderen lopen er jaarlijks zo’n 3.000 duale trajecten terwijl er bijna 10.000 erkende ondernemingen zijn. Er zijn dus nog altijd meer bedrijven die zich aanbieden dan leerlingen die intekenen. In 2030 willen we naar 30.000 duale trajecten. Op dat vlak moeten we dus nog een tand bijsteken en duaal leren als een volwaardige leerweg in de markt zetten. We zien nog kansen in het hoger onderwijs waar dit nog niet in voege is. Het systeem kan bovendien nog veel flexibeler door het aantal uren dat je doorbrengt op de werkvloer te laten afhangen van richting tot richting. De administratieve rompslomp voor scholen én bedrijven kan ook nog behoorlijk krimpen.”

Daarnaast stipt Julie de taalregeling in het hoger onderwijs aan als verbeterpunt. “Veel masteropleidingen worden al in het Engels aangeboden, maar de overheid verplicht ook dat er parallel een Nederlandstalig alternatief loopt. Het creëert allemaal meer planlast voor de universiteiten en het is niet meer van deze tijd als je weet dat het overgrote deel van die afgestudeerden gaat werken in bedrijven waar Engels de voertaal is. Bij de bacheloropleidingen mag volgens het contingent maar maximum 9% van de opleidingen in een andere taal aangeboden worden. Het zou veel interessanter zijn als je kijkt naar de aard van de richting en de noodzaak op de arbeidsmarkt.”

En ook het lerarenstatuut is voer voor discussie. “Het is te verouderd en te complex. Niemand kan er nog aan uit. We ijveren voor een vereenvoudiging en willen dat scholen een modern HR-beleid kunnen opzetten én dat directies hier voldoende in geprofessionaliseerd worden. Daarvoor heb je autonomie en marge nodig. Waarom kan er geen schoolopdracht van bijvoorbeeld 38 uren zijn zoals in veel andere sectoren zodat leerkrachten de ruimte hebben om jonge collega’s op te leiden of met twee voor de klas te staan? Daar verwachten we veel van onderwijsexpert Dirk Van Damme en zijn Commissie van Wijzen, die zich gaan buigen over hoe het beroep van leraar aantrekkelijker kan.”

In Vlaanderen lopen jaarlijks bijna 3.000 duale trajecten terwijl er bijna 10.000 erkende werkplaatsen zijn. Er is dus nog een grote kloof tussen vraag en aanbod”

Julie Beysens, Voka senior adviseur onderwijs

Drie doorbraakvoorstellen

Met drie doorbraakvoorstellen wil werkgeversorganisatie Voka het onderwijs erop vooruithelpen. “Ons systeem is vandaag niet rationeel. Er zijn te veel dezelfde opleidingen die naast elkaar bestaan met te weinig nadruk op STEM of andere knelpuntberoepen. Sommige scholen sluiten zelfs bijvoorbeeld hun bouwopleiding omdat leerlingen er zich niet voor inschrijven, terwijl de nood op de arbeidsmarkt wel hoog is. Via een ander financieringsmodel zouden we richtingen van waaruit er doorstroming is naar knelpuntberoepen, een duwtje in de rug kunnen geven. In het hoger onderwijs heb je de OBE’s (Onderwijsbelastingseenheden) die bepalen welke opleidingen meer geld in het laatje leggen. Dat stelsel is niet meer up-to- date, al was er recent een kleine aanpassing voor STEM-opleidingen.”

“Een tweede doorbraak waarin we potentieel zien, is de leeftijd van de leerplicht. De ondergrens is twee jaar geleden al verlaagd van 6 naar 5 jaar, maar die mag voor ons op 3 jaar liggen. Elk talent telt en we moeten ervoor zorgen dat leerlingen zo snel mogelijk in contact komen met Nederlands. De kleuterparticipatie in Vlaanderen is nochtans heel hoog, maar in de grotere steden, waar de participatie lager ligt, zien we ook dat de taalachterstand bij kleuters groter is. Ook wat de bovengrens van de leerplicht betreft, zijn we bereid mee na te denken over alternatieven. In de jaren 80 is die leeftijd opgetrokken van 14 naar 18 jaar omwille van de hoge jeugdwerkloosheid. Die situatie is vandaag anders. Als jongeren kunnen aantonen dat ze zich zullen engageren om via een alternatief werktraject toch dat diploma te behalen, dan staan we ervoor open om hen niet per se tot 18 jaar tot die schoolbanken te verplichten. 

Verder promoot Voka levenslang leren nog veel meer. “We moeten ervoor zorgen dat wanneer mensen op een bepaald moment in hun carrière op een grens stoten, ze zich makkelijk kunnen bij- of omscholen. Bedrijven spelen hier een grote rol in met een aantal initiatieven. Ook duaal lesgeven kan voor medewerkers interessant zijn om de vinger aan de pols te houden, met leerlingen in contact te komen en een sector meer ruchtbaarheid te geven. Het is een win-win voor zowel school als bedrijf. Maar je moet als bedrijf uiteraard wel voldoende schaalgrootte hebben om daarvoor iemand daarvoor vrij te stellen. Een bepaald maatschappelijk engagement is zeker nodig om alles omtrent duaal lesgeven en leren nog meer op de kaart te zetten.”

Contactpersoon

Arne Oosthuyse

Manager Opleidingen - Manager Arbeidsmarkt & Onderwijs