Overslaan en naar de inhoud gaan
  • 02/09/2024

Relatief jonge initiatieven trachten de re-integratie van zieken te optimaliseren. Voka pleit voor een nauwgezette opvolging die kort op de bal speelt, met focus op werk zonder onderscheid in statuut of duur van de afwezigheid. Hierbij moet de terugkeer naar werk zo veel als mogelijk de norm worden. Meer ambitie is nodig om elke arbeidsongeschikte te activeren binnen zijn mogelijkheden.

Toenemende aandacht voor re-integratie

Om zieke medewerkers terug naar de arbeidsmarkt te begeleiden, werden de laatste jaren diverse wetgevende initiatieven opgestart met meer aan- dacht voor de re-integratie van zieken naar aangepast of ander werk en een centrale rol voor de arbeidsarts. De wettelijke verankering van deze re-integratietrajecten zorgde voor een kader en voor een verhoogd bewustzijn rond de problematiek. Het verslag van het Rekenhof van december 2021 toonde echter aan dat de maatregelen in de praktijk tot onvoldoende resultaten leiden. “Hoewel het aantal re-integratietrajecten toeneemt, blijft het effect ervan beperkt: jaarlijks wordt slechts 2% van de beoogde doelgroep effectief bereikt”, zo stelt het Rekenhof in zijn verslag. Van de personen die een traject volgen is na bijna 2 jaar meer dan twee derde nog niet terug aan het werk.

Aan het huidige tempo is het weinig waarschijnlijk dat de re-integratietrajecten een wezenlijke bijdrage zullen leveren aan de terugkeer van zieken naar de arbeidsmarkt. Dat wijst erop dat de regelgeving onvoldoende inzet op een snelle en sterke activering.

‘Terug naar Werk’- coördinatie als oplossing?

Een van de nieuwigheden die de re-integratie van zieke medewerkers moet versterken, zijn de ‘Terug naar Werk’(TNW)-coördinatoren. De TNW coördinator biedt vanuit de ziekenfondsen ondersteuning en hulp bij de zoektocht naar werk dat aansluit bij de mogelijkheden van de zieke. Zo verschuift het zwaartepunt van het traject van de adviserende arts naar de TNW-coördinator.

Tien weken na de aanvang van de arbeidsongeschiktheid vraagt de adviserende arts om binnen twee weken een medische vragenlijst in te vullen. Op basis van de antwoorden schat de adviserend geneesheer de ‘restcapaciteit’ (sic) van de werknemer in. Hij heeft hiervoor vier weken en kan dan eventueel beslissen om een re-integratieplan op te stellen. In dat geval start de TNW-coördinator na zestien weken samen met de zieke werknemer en de adviserende arts een Terug Naar Werk-traject. In de plannen van de regering verdwijnt het onlogische onderscheid gemaakt tussen zieken met en zonder arbeidsovereenkomst. Wel blijft het zo dat als de zieke nog een arbeidsovereenkomst heeft, bij voorkeur wordt doorverwezen naar de arbeidsarts van de werkgever om een re-integratietraject te stimuleren bij de huidige werkgever.

De regeling voorziet zowel wortels als stokken achter de deur: een Terug naar Werk-rekentool voedt de motivatie om te gaan werken door de zieke een zicht te bieden op wat het verschil is tussen loon en vervangingsinkomen. Daarnaast wordt aan de zieke gevraagd om een positieve engagementsverklaring voor re-integratie t ondertekenen. Wanneer de zieke de medische vragenlijst niet of onvoldoende invult, of de uitnodiging van de TNW-coördinator negeert, wordt deze geresponsabiliseerd door een beperkte inhouding van 2,5% van de uitkering. Ook de ziekenfondsen, de werkgevers, de artsen en de regio- nale arbeidsbemiddelingsdiensten worden in de plannen van de regering geresponsabiliseerd.

De plannen van de regering blijven echter zeer vrijblijvend en missen een systematische, aanklampende aanpak. In hoofdstuk 3 stelden we daarvoor een nieuw tijdsschema voor. Kan dat niet wat sneller? En zouden zieken niet, in de mate van het mogelijke en naar analogie met uitkeringsgerechtig- de werkzoekenden, beschikbaar moe- ten zijn om in te gaan op een Terug Naar Werk-traject? We moeten durven nadenken over een re-integratieplicht zoals in Nederland. Bovendien zijn tot vandaag enkel de TNW-coördinator en de responsabilisering van werkgevers in werking getreden. De andere regeringsplannen zijn noch regelgevend, noch in de praktijk uitgewerkt. Bijvoorbeeld de beloofde invoering van een degressieve tewerkstelling gesteund door een uitkeringsverzekering bij het RIZIV zou ervoor kunnen zorgen dat werknemers met een fluctuerende of chronisch progressieve aandoening nog deeltijds aan de slag kunnen blijven. Gelijkaardig zou een versoepeling van de gedeeltelijke werkhervatting het arbeidspotentieel van zieken kunnen faciliteren.

Meer flexibiliteit

Een instrument waar wel steeds vaker gebruik van wordt gemaakt is de ‘gedeeltelijke werkhervatting’ of de vroegere ‘progressieve tewerkstelling’ waarbij zieke werknemers (minstens 50%) een aangepaste en/of gedeeltelijke tewerkstelling kunnen aanvatten. De ziekte-uitkering wordt dan gecombineerd met het arbeidsinkomen zodat de werknemer tijdens het herstel (terug) het werk kan opbouwen. Op bijna 8 jaar tijd is het aantal Belgen in dergelijke werkhervatting enorm gestegen: van 28.000 naar 67.595. Maar in vergelijking met het aantal zieke werknemers blijft dit toch erg beperkt (figuur 12).

En er zijn nog mankementen aan het systeem. Vandaag oordeelt de adviserende arts of de zieke werknemer het aangepaste werk kan uitvoeren. De ad- viserende arts staat ver af van de medische behandeling en de werkvloer: deze inschatting kan beter gebeuren door de behandelende arts na overleg met de arbeidsarts. Ook hier is meer maatwerk, soepelheid (niet beperkt tot 2 jaar) en flexibiliteit (minder dan 30% FTE) nodig zodat zoveel moge- lijk werknemers en werkgevers ervan gebruik kunnen maken.

Loopbaandenken voor langdurig zieken: liever meer, sneller en voor iedereen

Specifiek voor de langdurig zieken (langer dan een jaar ziek) werken RIZIV, mutualiteiten, VDAB en het Gespecialiseerd Team Bemiddeling (GTB) samen om met het nodige maatwerk een traject naar werk te bie- den. Deze samenwerking werd gefor- maliseerd in een overeenkomst (2012) en een raamakkoord (2016). De VDAB engageert zich in principe voor 4.000 jaarlijkse trajecten, GTB realiseert jaarlijks meer dan 5.000 re-integraties.

In het traject van de VDAB kan een zieke werknemer doorverwezen worden door de adviserende arts, de TNW-coördinator, de arbeidsarts of hij kan zich spontaan aanmelden. Op 10 jaar tijd werden er 30.990 VDAB trajecten opgestart. Dat cijfer evolueert erg traag: in 2021 werden slechts 4.310 zieke werknemers naar de VDAB toegeleid. De samenwerking tussen het RIZIV en VDAB leidt slechts in 1 op 3 toeleidingen tot een nieuwe job. Dat is té weinig. De reden is eenvoudig: de toeleiding komt te laat: werknemers die minder dan een jaar ziek zijn, worden uitgesloten. Daarmee wordt de belangrijkste voorwaarde voor een succesvolle werkhervatting, namelijk het snel opstarten van het re-integratieproces, over het hoofd gezien. Om werkelijk impact te hebben mag de toeleiding naar de VDAB zich niet beperken tot langdurig zieken. De toetreding tot be- middelingstrajecten moet toegankelijk worden voor alle statuten en catego- rieën. Ook moeten alle paden op de arbeidsmarkt mogelijk en bespreek- baar zijn, zowel bij de eigen werkgever, als via een transitie naar een andere werkgever.

Om re-integratie als hefboom voor ho- gere werkzaamheidsgraad te voorzien, is de voorziene stijging tot 12.000 jaar- lijks opgestarte trajecten tegen 2024 te weinig ambitieus. De samenwerking tussen RIZIV en VDAB moet minstens uitgebreid worden tot 40.000 toelei- dingen per jaar. Gezien het hoge en toenemend aantal zieke werknemers is dat de enige gepaste ambitie om tot een werkzaamheidsgraad van 85% te komen.

Om 40.000 toeleidingen tot werk te realiseren én ze succesvoller te maken moet de toeleiding eenvoudiger. De toeleiding naar de VDAB gebeurt van- daag vooral via de adviserende arts en slechts uitzonderlijk rechtstreeks door de arbeidsarts. Belangrijk is dat de ad- viserende arts enkel kan toeleiden als hij oordeelt dat er voldoende restca- paciteit voor de huidige job is om aan de slag te gaan. Geef meer mogelijk- heden tot doorverwijzing en spontane aanmelding naar arbeidsbemiddeling zodat jobcoaching en transitie naar (ander) werk sneller en eenvoudiger wordt. Zo is het bijvoorbeeld belang- rijk dat de TNW-coördinatoren niet bepalen welke dienstverlening of dienstverlener gekozen wordt. We pleiten ervoor om de keuzevrijheid van de gebruiker te kaderen in het raamakkoord.  

Contactpersoon

Daan Aeyels

Senior Adviseur Welzijns- en Gezondheidsbeleid

imu - vzw - mediafin
imu - vzw - brussels airport
imu - vzw - bebat

Artikel uit publicatie