Vlaanderen wordt geconfronteerd met een toenemende krapte op de arbeidsmarkt. Om de werkzaamheidsgraad op te trekken tot 85% mogen we niet enkel rekenen op werkzoekende werklozen. Het snel groeiend aantal zieken en de bijhorende kosten vormen zowel een aandachtspunt als een potentieel.
Lege arbeidsmarkt
We kijken in Vlaanderen aan tegen een vervangingsvraag van gemiddeld 77.000 mensen per jaar door de uit- stroom van 55-plussers uit de arbeids- markt, en dit op het moment dat de vergrijzingskosten zoals pensioenen en gezondheidszorg hoog oplopen (figuur 1).
In de huidige legislatuur 2019-2024 zullen tot 381.620 vrijgekomen jobs ingevuld moeten worden. Dat loopt verder op tot 387.870 in de daaropvol- gende 5 jaar. Naast de vervangingsvraag zorgt ook de economische groei voor meer vacatures. Het aantal openstaan- de vacatures bevindt zich terug op pre-crisisniveau: 81.433 openstaande vacatures in maart 2022.
Bij de zoektocht naar arbeidskrach- ten om deze vacatures in te vullen, wordt spontaan gekeken naar de groep werklozen. Die vijver is leeg: we zien een daling in het aantal niet-werkende werkzoekenden (182.442 in maart 2022), wat overeenkomt met een daling van 13,1% op jaarbasis en het laagste aantal sinds 2008.1 Het aandeel werklozen in de beroepsbevolking van 15 tot 64 jaar ligt uitzonderlijk laag: in 2021 bedroeg de werkloosheidsgraad in het Vlaamse Gewest amper 3,3%. En ook wanneer we nog dieper in die cijfers duiken, blijft het zoek naar werklozen (zie kader).
De spanning op de arbeidsmarkt neemt sterk toe. De combinatie van stijgende aantallen vacatures en een daling in de aantallen werkzoekenden leidt tot een uiterst scherpe span- ningsratio: momenteel zijn er nog 1,9 niet-werkende werkzoekenden per openstaande vacature. Hiermee zijn we terug beland bij de krapte uit 2019. Bij hooggeschoolden zijn er vandaag amper 1,2 niet-werkende werkzoeken- den per openstaande vacature, een bijzonder laag cijfer.2
Conclusie: er zijn gewoonweg te weinig werklozen om alle bijkomende en vrijgekomen jobs in te vullen.
Ontgin het arbeidspotentieel
We gaan dus uit andere vaatjes moeten tappen om het recordaantal vacatures in te vullen en de werkzaamheidsgraad op te trekken. Daar is nog potentieel voor. Recent onderzoek vanuit het Steunpunt Werk (KU Leuven)3 wijst uit dat naast de werklozen, meer dan een kwart van de bevolking op actieve leeftijd zich niet aanbiedt op de ar- beidsmarkt. Ons land hangt daarmee achteraan het Europese peloton.
We moeten dus onze blik verruimen en, naast werklozen, ook andere mensen begeleiden naar werk. Maar wie zijn die inactieve arbeidsreserves? De groep inactieven kan grosso modo worden ingedeeld in vier categorieën: 1) studenten en gepensioneerden, 2) mensen die voor familieleden zorgen, 3) mensen met gezondheidsproble- men of handicaps en 4) mensen die denken dat er geen banen beschikbaar zijn. De grootste en sterkst groeiende groep zijn mensen met gezondheids- problemen. De groep mensen met gezondheidsproblemen – officieel arbeidsongeschikt – wordt ingedeeld in drie groepen:
- de kortdurende arbeidsongeschiktheid telt minder dan een maand afwezigheid,
- de middellange arbeidsonge- schiktheid telt tussen één maand en één jaar afwezigheid en
- de langdurige ziekte die meer dan één jaar aanhoudt.
Het korte en middellange ziekte- verzuim wordt ook primaire ar- beidsongeschiktheid genoemd, het langdurige ziekteverzuim heet officieel ‘invaliditeit’. Het kort en middellang ziekteverzuim zit in stijgende lijn. De afgelopen tien jaar lagen – volgens SD Worx – die cijfers nooit zo hoog als in 2021. Het kort ziekteverzuim steeg met 9,15%, het middellang verzuim steeg met 6,41% ten opzichte van het jaar voordien. Van alle werkdagen is het voorbije jaar gemiddeld 6,13% niet gepresteerd vanwege ziekte.
Dat komt neer op gemiddeld 6,5 dagen ziekte per jaar per werknemer (figuur 2). Cijfers van het RIZIV tonen aan dat ook het aantal langdurig zieken in Vlaanderen, zowel bij loontrekkenden als bij zelfstandigen, jaar na jaar blijft toenemen (figuur 3). Er zijn sinds 2017 meer langdurig zieken dan werklozen (figuur 4). Volgens het Steunpunt Werk hebben de gestegen participatiegraad van vrouwen en de stijgende pensioen- leeftijd een duidelijke impact hierop, net als een spillover effect vanuit de werkloosheidsuitkering.
Systeemfout: medicalisering van een arbeidsmarktprobleem
In ons land is arbeidsongeschiktheid het laatste redmiddel geworden voor werknemers of werklozen die uit de arbeidsmarkt willen stappen. De beperkingen in de toegang, duur en vrijgevigheid van de werkloosheidsuitkeringen, de strengere eisen voor het zoeken naar werk en de geleidelijke afschaffing van het vervroegd pensioen, hebben geleid tot een ‘medicalisering’ van inactieven. In plaats van in werk- loosheid of met vervroeg pensioen te gaan, worden deze mensen in de ziekte-uitkeringen geduwd.
De medicalisering verklaart echter onvoldoende de sterke stijging van langdurig zieken in ons land. Het blijft gissen waarom de cijfers over langdurig zieken in België zo hoog liggen. Andere landen die net als ons land vergrijzen én een strenger arbeids- marktbeleid hebben gevoerd, kennen een veel lager aandeel arbeidsongeschikten dan België (6.4%): Zweden (4%), Oostenrijk (3%), Italië (2,7%)
en Luxemburg (2,3%) (figuur 5). Belangrijk: die landen kennen nauwelijks een stijging van langdurig zieken in de voorbije 10 jaar. Zweden kende zelfs een dalende trend.
Een interessante Europese vergelijking door Randstad wijst op een unieke Belgische situatie. Hun studie toont aan dat noch de vergrijzing (onze arbeidsmarkt is jong), noch arbeidsomstandigheden (die zijn gemiddeld) en evenmin spillover (andere landen ken- den een véél lagere instroom zieken bij dalende werkloosheid) de medicalisering van de Belgische arbeidsmarkt verklaren. In ons land blijven zieken ook langer vastzitten. In Noorwegen, Denemarken en Nederland zitten meer mensen in het ziektestelsel maar
hebben zieken meer kans er weer uit te geraken.
Volgens de OESO zijn in ons land belemmeringen tot de arbeidsmarkt voornamelijk gerelateerd aan gezondheid en onderwijs. Om dat op te lossen is een goede coördinatie tussen werkgelegenheids-, gezondheids- en onderwijsdiensten nodig om de inactieven aan een job te helpen.5 In ons land opereren arbeidsbemiddeling, ziekenzorg en onderwijs echter vaak in aparte trajecten.
Duur en kosten stijgen snel De kostprijs van zieke werknemers voor de sociale zekerheid is bijna dubbel zo hoog dan de kost voor werk- loosheid, tijdskrediet, thematische verloven én beroepsziekten samen (figuur 6). De verwachting is dat deze kost oploopt tot 14 miljard euro per jaar voor het ganse land. De overheid beschikt niet over de meest elementaire informatie over het proces van de eerste ziektedag tot de re-integratie na langdurige ziekte. Het RIZIV beschikt daarnaast niet over een overzicht van de termijn waarbinnen adviserend artsen de begeleiding van arbeidsongeschikten starten.6
Opvallend: hoewel terecht veel aan- dacht gaat naar arbeidsongevallen en beroepsziekten zijn de bedragen en het aantal werknemers van een véél kleinere schaal. Ook voor ondernemingen is het kostenplaatje niet min. SD Worx berekende dat die voor een organisatie van 100 werknemers gemiddeld op- loopt tot meer dan 100.000 euro. Dat bedrag omvat louter de loonkost van de niet-gepresteerde tijd. En dus niet de omvangrijke indirecte kosten zoals productiviteit- en kwaliteitsverlies, vervanging van de zieke werknemer, stijgende werkdruk en mogelijk moti- vatieverlies bij collega’s.