Overslaan en naar de inhoud gaan

Navigatie

Terug naar het overzicht

Alles over Europese waardeketenwetgeving (EUDR, CSDDD, FLR)

In deze FAQ vind je info over de verscheidene ‘waardeketenwetgeving’ die recent door de Europese Unie is ontwikkeld: de Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD), Forced Labour Regulation (FLR) en de Regulation on Deforestation-free products (EUDR). Wat deze verschillende richtlijnen juist inhouden en hoe ze jouw onderneming kunnen impacteren vind je hieronder. 

Essentie

Duurzaamheid en maatschappelijk verantwoord ondernemen worden steeds belangrijker en worden steeds vaker wettelijk verankerd. Recent zijn er verschillende "waardeketenwetgevingen" goedgekeurd die gericht zijn op het verbeteren van duurzaamheid en ethische normen in internationale waardeketens. Bedrijven worden verplicht om onderzoek te doen naar de risico's in hun waardeketen ("gepaste zorgvuldigheid" of "due diligence"). De drie belangrijkste wetgevingen zijn:

  • De Regulation on deforestation-free products verbiedt Europse bedrijven om vanaf 1 januari 2025 bepaalde grondstoffen of producten te verhandelen, importeren of exporteren vanuit of in de EU die bijdragen tot ontbossing.
  • De Corporate Sustainability Due Diligence Directive, afgekort CSDDD, verplicht grote bedrijven om vanaf 2027 "due diligence” in het Nederlands “gepaste zorgvuldigheid” uit te voeren naar zowel hun eigen bedrijfsactiviteiten als die van hun dochterondernemingen en partners in de waardeketen.
  • Forced Labour Regulation, afgekort FLR, verbiedt bedrijven om vanaf 2027 producten die zijn vervaardigd met dwangarbeid te importeren of verkopen op de Europese markt of vanuit de Europese markt te exporteren. 

Aan de
slag

Regulation on Deforestation-free products (EUDR)

De Regulation on Deforestation-free products (EUDR) verbiedt vanaf 30 december 2024 de verkoop van, de invoer naar en uitvoer uit de EU van hout, rubber, runderen, cacao, koffie, oliepalm, soja en specifieke afgeleide producten BEHALVE als ze voldoen aan onderstaande voorwaarden:  

   1.Ontbossingsvrij zijn  

'Ontbossingsvrij' betekent dat relevante producten bestaan uit of zijn gevoederd met relevante grondstoffen die zijn geproduceerd in gebieden waar na 31 december 2020 geen ontbossing heeft plaatsgevonden.

    2.  In overeenstemming zijn met lokale wetgeving  

De EUDR vereist overeenstemming met de relevante sociale - en milieuwetgeving van het land van productie zoals bijvoorbeeld grondgebruiksrechten, milieubeschermingsrechten, arbeidsrechten, … .  

    3. Vergezeld zijn van een zorgvuldigheidsverklaring

Voor elke zending zal een zorgvuldigheidsverklaring moeten opgesteld worden. Met het indienen van deze verklaring geef je aan dat jouw bedrijf aan bovenstaande vereisten voldoet.  

Door de implementatie van een zorgvuldigheidsstelsel kunnen bedrijven aantonen dat hun producten vrij zijn van ontbossing en in lijn zijn met lokale wetgeving. Hoe je zo’n zorgvuldigheidsstelsel opstelt en wat een zorgvuldigheidsverklaring inhoudt vind je verderop in deze FAQ. 

 De EUDR richt zich op grondstoffen die als voornaamste oorzaken van ontbossing en aantasting van bossen worden beschouwd:

  • Vee  
  • Cacao
  • Koffie  
  • Palmolie
  • Rubber
  • Soja  
  • Hout  

Naast deze 7 grondstoffen vallen ook veel afgeleide producten van deze grondstoffen onder EUDR.  Voorbeelden zijn: vleesproducten, leer, chocolade, koffie, palmnoten, palmolie-derivaten, glycerol, producten van natuurlijk rubber, sojabonen, sojameel en -olie, brandhout, houtproducten, pulp en papier, gedrukte boeken, …). Een volledige lijst van de producten die vallen onder EUDR vind je in bijlage 1 van de verordening. Deze grondstoffen en producten worden in het vervolg de “relevante grondstoffen” en “relevante producten” genoemd.  

EUDR is van toepassing op goederen die zijn geproduceerd op of na 29 juni 2023 (met uitzondering van hout en houtproducten, die worden gedekt als ze vóór die datum zijn geproduceerd en vanaf 31 december 2027 op de EU-markt worden gebracht).  

Producten met een GN-code die niet in bijlage 1 staan. Ook niet als ze grondstoffen bevatten die wel binnen EUDR vallen en ook niet als ze mogelijk onderdelen of elementen bevatten die zijn afgeleid van goederen die wel onder EUDR vallen. Zoals bijvoorbeeld auto's met leren stoelen. Daarnaast is deze verordening ook niet van toepassing op goederen die volledig zijn geproduceerd uit materiaal dat zijn levenscyclus heeft voltooid en anders als afval zou zijn weggegooid. 

Alle bedrijven die handelen in relevante grondstoffen en producten vallen onder de EUDR. De Europese Commissie maakt wel een onderscheid in verplichtingen tussen enerzijds marktdeelnemers en anderzijds handelaren en tussen kleine en middelgrote ondernemingen (KMO's) en niet-KMO's.

Wat is een marktdeelnemer? 

Een marktdeelnemer is een onderneming die in het kader van een handelsactiviteit relevante producten of grondstoffen voor het eerst in de Unie op de markt brengt OF exporteert buiten de EU.  

Wat is een handelaar? 

Een handelaar is een andere onderneming in de toeleveringsketen dan de marktdeelnemer die in het kader van een handelsactiviteit relevante producten of grondstoffen verhandelen die al op de Europese markt zijn gebracht.  

Wat is een KMO?  

Een kmo (kleine of middelgrote onderneming) is een zelfstandige onderneming met minder dan 250 werknemers én met een jaaromzet van maximaal 50 miljoen euro óf een balanstotaal van maximaal 43 miljoen euro.

De Nederlandse autoriteit heeft een handige tool gemaakt om te bepalen of je al dan niet onderhevig bent aan EUDR en welke verplichtingen daarmee gepaard gaan. 

Als je een marktdeelnemer of handelaar en geen KMO bent heb je onderstaande verplichtingen:  

  • Opzetten van een zorgvuldigheidsstelsel (due diligence)
  • Indienen van een zorgvuldigheidsverklaring  
  • Jaarlijks communiceren over het zorgvuldigheidsstelsel
  • Aanstellen van een compliance manager  
  • Selecteren van een onafhankelijke auditor die belast is met de verificatie van de strategie, controles en procedures die worden gebruikt om de risico’s te beheersen.

Als je een marktdeelnemer en een KMO bent heb je onderstaande verplichtingen: 
Een marktdeelnemer die een KMO is, dient enkel een zorgvuldigheidsstelsel op te zetten als er nog geen is uitgevoerd voor de betrokken producten. Als er al een zorgvuldigheidsprocedure is uitgevoerd dan is het voldoende om te verwijzen naar de zorgvuldigheidsverklaring van de leverancier. 

Als je een handelaar en een KMO bent heb je onderstaande verplichtingen: 
Een handelaar die KMO is, is niet verplicht om een zorgvuldigheidsprocedure uit te voeren, maar moet enkel onderstaande gegevens vijf jaar bewaren en ten alle tijd in staat zijn dat te kunnen voorleggen aan de autoriteiten:  

  • De contactgegevens van hun leveranciers en de referentienummers van hun zorgvuldigheidsverklaringen;  
  • De contactgegevens van de bedrijven waaraan ze leveren.  

Meer informatie hieromtrent vind je in hoofdstuk 2 van de verordening.    

De Nederlandse autoriteit heeft een handige tool gemaakt om te bepalen of je al dan niet onderhevig bent aan EUDR en welke verplichtingen daarmee gepaard gaan. 

De handhaving in België gebeurt door de FOD Volksgezondheid. Federale inspecteurs krijgen op verzoek toegang tot de informatie die bedrijven verstrekken in het kader van het zorgvuldigheidsstelsel, met inbegrip van informatie over de procedures voor risicobeoordeling en risicobeperking. Voor de controles wordt een risico-gebaseerde aanpak gehanteerd. Hierbij wordt de vastgestelde risicoclassificatie van de exportlanden als uitgangspunt genomen. 

Indien uit de controle blijkt dat niet voldaan is aan wettelijke vereisten zijn sancties zoals boetes (maximaal 4% van de Europese omzet), verbeurdverklaring van producten of inkomsten, uitsluiting van toeleveringsprocessen, uitsluiting van aanbestedingsprocedures en uitsluiting van overheidsfinanciering mogelijk. 

De verplichtingen gelden vanaf 30 december 2024 voor grote en middelgrote ondernemingen.

Kleine en micro-ondernemingen hoeven zich pas vanaf 31 juni 2025 te conformeren aan de EUDR. Dit betreft bedrijven met minder dan 50 FTE en een omzet van minder dan 10 miljoen euro of een balanstotaal van minder dan 5 miljoen euro.

Belangrijke deadlines: 

30/12/2024  

  • Vanaf dan gaat de EUDR van kracht voor grote bedrijven 
  • Vanaf dan zou ook het risicoclassificatiesysteem klaar moeten zijn alsook het Europese informatiesysteem  

30/06/2025 

  • Vanaf dan gaat de EUDR ook van kracht voor KMO’s en micro-ondernemingen

30/12/2025  

  • Evaluatie van EUDR (toevoeging ecoysystemen, relevante grondstoffen en relevante producten)

31/12/2026  

  • De herziene versie van EUDR gaat van kracht 

Aan de
slag

Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD)

De Corporate Sustainability Due Diligence Directive, afgekort CSDDD, verplicht bedrijven om 'due diligence' in het Nederlands 'gepaste zorgvuldigheid' uit te voeren naar zowel hun eigen bedrijfsactiviteiten als die van hun dochterondernemingen en partners in de waardeketen. Het uitvoeren van 'gepaste zorgvuldigheid' komt eigenlijk neer op het voeren van een onderzoek dat gericht is op het in kaart brengen van de impact van de verschillende activiteiten in de volledige waardeketen op het milieu en de mensenrechten. Indien het onderzoek aantoont dat er negatieve effecten zijn op milieu of mensenrechten moet het bedrijf passende maatregelen nemen om deze negatieve effecten te voorkomen, te verminderen en te beëindigen.

De verplichting geldt voor grote bedrijven die in één van onderstaande categorieën vallen:

  • EU-bedrijven met meer dan 1000 werknemers en een netto wereldwijde omzet van ten minste €450 miljoen  
  • Niet-EU-bedrijven met een omzet van ten minste €450 miljoen gegenereerd op de Europese markt
  • Ultieme moederbedrijf van een grote groep die op basis van geconsolideerde cijfers in een van de bovengenoemde categorieën zou vallen.  
  • Bedrijven met een franchise- of licentiemodel waarvan de royalty’s meer bedroegen dan €22,5 miljoen en als het bedrijf, individueel of op geconsolideerde basis als het uiteindelijke moederbedrijf van een groep, een netto wereldwijde omzet van meer dan €80 miljoen heeft genereerd.  

Je bent enkel onderhevig aan CSDDD als je onderneming gedurende twee opeenvolgende boekjaren deze criteria overschrijdt.  

Neen, in het vorige akkoord was er een uitzondering op de omzet/groottevereisten opgenomen, waardoor bedrijven die niet aan bovenstaande drempels voldeden, maar die actief waren in bepaalde hoogrisicosectoren, toch onder CSDDD vielen. De huidige overeenkomst omvat enkel een bepaling waarbij de Commissie 6 jaar na de datum waarop CSDDD van kracht wordt, moet beoordelen of er toch een sector-specifieke benadering voor hoogrisicosectoren moet worden opgenomen. 

Ondernemingen die onder CSDDD vallen, zullen hun eigen negatieve impact - en die van dochterondernemingen en partners in de volledige waardeketen - op mensen(rechten) en het klimaat, moeten identificeren, beoordelen, voorkomen, beperken, beëindigen of verhelpen. Enerzijds zal het bedrijf due diligence ("gepaste zorgvuldigheid" in het Nederlands) moeten doorvoeren en anderzijds een klimaatplan opstellen en uitvoeren.   

De verordening schrijft onderstaande verplichtingen voor in het kader van due diligence: 

  • Integratie van due diligence in het bedrijfsbeleid en risicobeheersystemen.
  • Identificatie en beoordeling van daadwerkelijke of potentiële negatieve effecten in de waardeketen.
  • Voorkomen en verminderen van potentiële nadelige effecten, evenals het beëindigen van daadwerkelijke nadelige effecten en het minimaliseren van hun omvang.
  • Monitoring van de effectiviteit van het zorgvuldigheidsbeleid en maatregelen
  • Openbare communicatie van CSDDD-inspanningen (dit kan ook in CSRD)
  • Instellen en handhaven van een klachtenprocedure waarbij eventuele inbreuken kunnen worden gemeld. 

Deze due diligence verplichtingen zijn gebaseerd op en komen dus in hele grote lijnen overeen met de OESO-richtlijnen. Daarnaast heeft de OESO ook voor verschillende sectoren zoals (landbouw, kleding, mijnbouw, ... ) specifieke due diligence richtlijnen opgesteld. Het is dus zeker aan te raden deze door te nemen en te gebruiken bij het opstellen van de eigen due diligenceprocessen. 

Het zorgvuldigheidsbeleid dat je onderneming zal moeten opstellen dient verder te gaan dan het traditionele verantwoordelijkheidsgebied. Naast de eigen activiteiten en die van de dochterondernemingen zal het bedrijf ook verantwoordelijk zijn voor de activiteiten van directe en indirecte zakenpartners.  

De verplichtingen hebben betrekking op onderstaande delen van de waardeketen:

  • De upstream-waardeketen, dat wil zeggen, de productie van goederen of het leveren van diensten door het bedrijf, inclusief het ontwerp, de extractie, de sourcing, de fabricage, het transport, de opslag en de levering van grondstoffen, producten of onderdelen van de producten en de ontwikkeling van het product of de dienst.
  • Sommige delen van de downstream-waardeketen, dat wil zeggen, de distributie, het transport en de opslag van een product, waarbij de zakenpartners die activiteiten uitvoeren voor het bedrijf of namens het bedrijf, met uitzondering van de distributie, het transport en de opslag van producten die onderworpen zijn aan exportcontrole (bijv. wapens)

De Europese Commisie zal een bevoegde nationale autoriteit (een ministerie van de lidstaat) aanstellen die de handhaving en het opleggen van sancties op zich zal nemen. Aangezien de wetgeving nog maar pas is goedgekeurd en de aanstelling van die bevoegde autoriteit dus nog moet gebeuren is er nog geen zicht op hoe de concrete handhaving in zijn werk zal gaan en wat de sancties zullen zijn. 

De verordening zegt echter wel dat de opgelegde sancties effectief, evenredig en afschrikwekkend moeten zijn en zowel financiële straffen als "naming and shaming"-maatregelen moeten omvatten. Lidstaten zouden bij non-compliance boetes kunnen opleggen van maximaal 5% van de netto wereldwijde omzet. Bovendien biedt de CSDDD-mogelijkheden voor civiele handhaving of “civil liability”, waarbij bedrijven die onder de reikwijdte van de richtlijn vallen, aansprakelijk zullen zijn voor schade veroorzaakt door het niet nakomen van hun verplichtingen onder de CSDDD.  

CSDDD gaat van kracht vanaf 2027 voor:

  • EU-bedrijven met meer dan 5000 werknemers en 1500 miljoen omzet  
  • Niet-EU Bedrijven met een Europese omzet van minstent 1500 miljoen euro  

CSDDD gaat van kracht vanaf 2028 voor:

  • EU-bedrijven met meer dan 3000 werknemers en minstens 900 miljoen euro omzet  
  • Niet-EU Bedrijven met een Europese omzet van minstens 900 miljoen euro  

CSDDD gaat van kracht vanaf 2029 voor:

  • EU-bedrijven met meer dan 1000 werknemers en 450 miljoen euro omzet  
  • Niet-EU bedrijven met een Europese omzet van minstens 450 miljoen euro 

Van zodra de Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD) geformaliseerd is, krijgen Europese lidstaten twee jaar de tijd om deze om te zetten in hun nationale wetgeving. We raden bedrijven aan om zich nu al voor te bereiden door onderzoek te doen naar je waardeketen en stakeholders en na te gaan welke interne beleidsprocessen en bestuursregelingen al van kracht zijn rond mensenrechten en milieu. Daarnaast is het ook aan te raden om de OESO-richtlijnen rond due diligence door te nemen aangezien ze als basis hebben gediend voor het opstellen van de zorgvuldigheidsverplichtingen van CSDDD. De Nederlandstalige versie van de OESO-richtlijnen vind je hier. De OESO heeft ook sectorspecifieke richtlijnen (landbouw, kleding, mijnbouw, ... ) opgesteld.

Aan de
slag

Forced Labour Regulation (FLR)

De 'Forced Labour Regulation', afgekort FLR, verbiedt bedrijven om producten die zijn vervaardigd met dwangarbeid te importeren of verkopen op de Europese markt of vanuit de Europese markt te exporteren.  Met deze wetgeving beoogt de EU de strijd tegen dwangarbeid te intensiveren en verantwoorde bedrijfspraktijken te bevorderen. 

De Europese Commissie definieert dwangarbeid door te verwijzen naar de definitie die het “International Labour organization” (ILO) hanteert, zijnde: “alle arbeid of dienst die wordt opgelegd aan een persoon onder dreiging van een straf en/of waarvoor de persoon zich niet vrijwillig heeft aangeboden”. Het verwijst naar situaties waarin personen worden gedwongen te werken door middel van geweld of intimidatie, of door meer indirecte middelen zoals gemanipuleerde schulden, het vasthouden van identiteitspapieren of dreigementen van aangifte bij immigratieautoriteiten.  

Het verbod is van toepassing op elk product waarbij dwangarbeid wordt gebruikt en dat in gelijk welke fase van de toeleveringsketen van het product. Dit omvat de winning, oogst, productie, fabricage, bewerking of verwerking van elk onderdeel van het product. Producten die aangeboden worden op online platformen worden ook expliciet vermeld in de verordening en moeten dus ook volledig vrij zijn van dwangarbeid.  

De verordening is van toepassing op alle ondernemingen en maakt bijgevolg geen onderscheid tussen KMO’s en grote ondernemingen. De Europese Commissie is zich echter wel bewust van de bijzondere situatie van KMO's en zullen bij handhaving hiermee rekening houden. Dit betekent dat de bevoegde autoriteiten de omvang en middelen van de bedrijven zullen overwegen tijdens hun evaluaties en onderzoeken.  

Deze verordening legt geen verplichtingen op met betrekking tot "due diligence" of zorgvuldigheid. Dit is bewust gedaan door de Europese Commissie om overlap tussen wetgevingen te voorkomen. FLR moet worden gezien als aanvullend op andere verordeningen, zoals CSDDD en andere relevante wetgeving. Binnen het voorlopige wettelijke kader van CSDDD is het wel verplicht om een zorgvuldigheidsstelsel op te zetten. Als dat stelsel aantoont dat er sprake is van dwangarbeid, is FLR daar uiteraard ook op van toepassing. 

Bedrijven zijn wel verplicht om medewerking te verlenen als de bevoegde autoriteit een vooronderzoek start naar hun producten. Dan zal gevraagd worden informatie aan te leveren en te bewijzen dat hun producten niet vervaardigd zijn met dwangarbeid. Hoe dat wordt bewezen kan, maar moet dus niet met een zorgvuldigheidsstelsel. Als het bedrijf voldoende bewijs aanlevert wordt geen formeel onderzoek gestart. Zo niet, dan wordt een diepgravend onderzoek gestart naar de activiteiten binnen de waardeketen. 

Van zodra FLR formeel is goedgekeurd zal de Europese Commissie bijkomende richtlijnen opstellen - vooral gericht op KMOs - hoe ze kunnen bewijzen dat er geen dwangarbeid vervat is in de waardeketen. 

De bevoegde autoriteiten zullen een op risico gebaseerde aanpak hanteren om te bepalen of er al dan niet een onderzoek gestart wordt. Dit impliceert dat zij hun handhavingsinspanningen zullen richten op gebieden en bedrijven waar zij naar verwachting het meest doeltreffend zullen zijn. Drie factoren spelen daarin een rol

  1. De omvang en de ernst van het vermoede gedwongen arbeid
  2. De hoeveelheid of het volume producten die op de Europese markt zijn geplaatst 
  3. Het aandeel van het vermoedelijke deel dat met gedwongen arbeid is vervaardigd in het eindproduct. 

De bevoegde autoriteit baseert zich hiervoor op een database met betrouwbare en regelmatig bijgewerkte gegevens, waaronder rapporten van internationale organisaties zoals de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO). Als deze op risico gebaseerde analyse aantoont dat er een "redelijk vermoeden van dwangarbeid" bestaat, zal de bevoegde autoriteit de voorbereidende fase van een onderzoek in gang zetten en zal het bedrijf in kwestie gevraagd worden om het tegendeel te bewijzen. 

Als de bevoegde autoriteit heeft vastgesteld dat een product is vervaardigd door middel van dwangarbeid gelden volgende verplichtingen: 

  • Onmiddelijk verbod om de betrokken producten nog te importeren, te verhandelen of te exporteren vanuit of op de Europese markt. 
  • Terugtrekking en vernietiging van de betrokken producten die reeds op de Europese markt zijn geïmporteerd of verhandeld. De kosten voor het verwijderen van de producten zijn voor het bedrijf. Indien slechts een deel van het product wordt beschouwd als vervaardigd met dwangarbeid en vervangbaar is, geldt het bevel tot verwijdering van de goederen alleen voor het niet-conforme deel. Als het deel van het product niet vervangbaar is, moet het volledige product weggegooid worden. Goederen die zich al bij de eindconsument bevinden moeten niet teruggetrokken worden. 

Producten die initieel verboden werden kunnen weer toegelaten worden als er kan aangetoond worden dat die niet meer vervaardigd zijn met dwangarbeid. 

Voorbeelden

  • Als een auto-onderdeel met dwangarbeid is geproduceerd, moet alleen dat specifieke onderdeel worden verwijderd, niet de hele auto. De autofabrikant moet ofwel een nieuwe leverancier zoeken voor dat onderdeel of ervoor zorgen dat het niet met dwangarbeid wordt geproduceerd. In dit geval is het mogelijk om alleen het onderdeel weg te doen in plaats van het hele product. 
  • Als de tomaten die worden gebruikt in de productie van een saus zijn geproduceerd door dwangarbeid, moet de hele partij saus worden weggegooid. In dit geval is het niet mogelijk om een deel van het product weg te gooien. 

 

Als de FLR dit jaar nog wordt goedgekeurd door de Europese Raad, zal de wetgeving pas in 2027 officieel van kracht worden. De Europese lidstaten hebben tot 3 jaar na de formele goedkeuring de tijd hebben om de nieuwe regels te implementeren. 

Het is nog wachten op de richtlijnen van de Europese Commissie, maar als bedrijf zou je je je nu al kunnen voorbereiden door de OESO-richtlijnen te implementeren. Dit zijn standaard frameworks rond het due-diligenceproces en gaat onder meer over mensenrechten, arbeidsrechten, milieu-impact en technologische ontwikkeling. Met behulp van deze richtlijnen kunnen bedrijven dwangarbeid in hun bedrijfsvoering en toeleveringsketen opsporen, voorkomen en beperken. De Nederlandstalige versie van de OESO-richtlijnen vind je hier. De OESO heeft ook sectorspecifieke (voor landbouw, kleding, mijnbouw) richtlijnen opgemaakt.